Deze week zou ik kunnen herdenken dat het exact 19 jaar geleden is, dat ik afstudeerde en - een geluk in die dagen - meteen aan het werk mocht. Met nog minstens 22 gelukkige jaren (laten we daar van uitgaan) in het arbeidsproces voor de boeg is 19 jaar nog niet iets om bij stil te staan. Een artikel de regiopagina van De Stentor deed me besluiten mijn werkplekken virtueel eens na te reizen.
Ik begon in Trans II. Later is het heel fancy Van Unnikgebouw herdoopt, maar in de jaren tachtig had iedereen het gewoon over Trans II. Als student al had ik er vele uren doorgebracht. Ik mocht het gebouw wel. Twintig verdiepingen, lange donkere gangen, anonieme hokjes, schone wc's, niks mis mee. Jammer dat er geen raam open kon en dat er regelmatig de goorste verhalen over de airconditioning de ronde deden. De tv-documentaire over sick builing syndrom, waarin je ratten over centimeter dikke schimmellagen zag rondkruipen, zou in Trans II gefilmd zijn. Met enige regelmaat spoten er vliegen uit de luchtroosters, die op z'n best halfdood waren. Na enige tijd droef heen en weer gevlieg, zegen ze ter aarde. Omdat hun laatste rustplaats iets te vaak onze koffiekopjes waren, dekten we deze tussen de slokjes door af met een notitieblaadje.
Daarna toog ik naar Nieuwegein. Ik heb daar drie kamers gehad. Een pijpenlaatje met uitzicht op een blinde muur, een op zich prima kamer die ik moest delen met een verstokte roker (maar ja, dat was ik toen zelf ook) en een mooie kamer, maar helaas op het zuiden en daardoor bloedheet. Eindeloos heb ik de verhalen moeten aanhoren hoe de wereld er uitzag toen het gemeentehuis nog in aanbouw was. Ik kwam er toen de konijntjes allang het veld hadden geruimd voor jaren zeventig en tachtig groeikernnieuwbouw. City Plaza was mijn lunchstek.
In de bijna zeven jaar dat ik er gewerkt heb werd er bijna dagelijks over Het Nieuwe Stadhuis gesproken. Op mijn laatste werkdag werd het ontwerp gepresenteerd. Dat er overigens niet is gekomen. Wel is 'mijn' gemeentehuis gesloopt en zit men (tijdelijk?) in een naar verluidt best aardig onderkomen op Plettenburg.
Deventer bood me een fantastische eerste kamer. Idioot groot, onhandig ingericht en toen ik begon af te vallen bleef mijn stoel niet meer stabiel, zo scheef was het er. Helaas moesten we snel verhuizen en kreeg ik een lief hokje op drie hoog zonder lift. Aan te raden voor de conditie. Toen naar de overkant van het plein, heerlijk op het noorden, gelukkige jaren en tot slot de allerbeste plek in de Leeuwenbrug, bijgenaamd de Kassa. Het lelijkste gebouw van Deventer naar mijn smaak, op de allerfoutste plek, maar mijn kamer was super. Weer op het noorden (ditmaal zelf uitgezocht) zat ik prachtig op het station te kijken.
Al die jaren was ook daar het gesprek van de week Het Nieuwe Stadhuis. Ook hier heb ik het niet mee mogen maken. En of dit prachtige ontwerp (plaatje) er ooit van zal komen??
Het nieuwe werkleven in Utrecht begint met ... jawel ... een tijdelijke stek. In afwachtig van de renovatie van de Westravenflat zitten we in een betonkolos dat op z'n sympathiekst werkbaar is te noemen. Ik probeer de heks in mij wakker te maken en de muffliato-spreuk te leren, zoveel storende telefoons en gesprekken bevinden zich in mijn nabije omgeving. Ik zal het nog tot december vol moeten houden. Dan is mijn werkcirkel weer rond, want de Westravenflat is een kopie van Trans II (of andersom).
Of ik het nog zal herkennen? Er wordt grondig aan geknutseld. Vanaf december zit ik in wat op z'n 21ste eeuws Het Westraven Ensemble is gaan heten.
zondag 22 april 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ziet er prachtig uit dat Westraven Ensemble. Windvrije buitenstraten. Dat lijkt me wel wat.
Een reactie posten