zondag 25 juli 2010

Recht(s) zo die gaat


Ik heb wat uurtjes tijd te doden. De binnenstad van Den Haag is vriendelijk vandaag. Knerpende trams, beschaafd zonnetje, boekhandel, wolwinkeltje. Ik beland op het Binnenhof. Daar gebeurt het, deze zomer. De ijscoman geeft mij een ijsje. Er is een bankje in de schaduw.
Ik brei vaak, zo vaak dat ik ook wel eens niet thuis brei. Net zo makkelijk brei ik in de trein, of op een bankje op het Binnenhof. Ik fantaseer een geïnteresseerde Femke Halsema, en dat we dan via mijn werk op het hare kunnen komen. Ik wil haar best wat tips geven, harten onder de riem steken en luidop prijzen. Aan haar ligt het niet, denk ik.
Als Maxime Verhagen naar buiten komt, klontert een groepje journalisten en cameradragers om hem heen. Ik hoor op de radio in mijn oor wat hij zegt. Hij weet nog niet of hij informeel wil gaan doen met de VVD en de PVV, daarover moet hij zijn fractie raadplegen. (En dan nu het eerste en enige agendapunt: Gaan we informeel overleggen? Ik zou graag tot een helder en eensluidend standpunt komen. Wie mag ik als eerste het woord geven?)
Dan zie ik Emile Roemer op de rug. Weer holt het journaille over de keitjes. Ik brei op mijn bankje. De toeristen, de buitenlandse, maken foto's van de fontein, en van mij. Het blijft lang leeg naast mij. Dan toch een vriendelijke meneer. Die kijkt en kijkt en kijkt naar het werk in mijn handen, maar er niet over praat. Wel over Nijmegen, de formatie, zijn ontmoeting met Wouter Bos op dit bankje, zijn dochter. Ik antwoord eenlettergrepig, niet al te onvriendelijk. Mijn breiwerk vordert. Geen idee nog wat het wordt. De man kijkt, maar vraagt nog steeds niets.Ferry Mingelen hangt onderuitgezakt te wachten.
"Ik heb wel vertrouwen in Lubbers," zegt de man.
Ik heb geleerd een man als Lubbers uit principe te wantrouwen, maar vandaag gaat niemand dat wat aan. "Ja?" lijkt mij een passende reactie.
De man knikt lang en langzaam. "Lubbers gaat er ongetwijfeld iets verrassends van breien."

zondag 18 juli 2010

Een week buitenkunst in 7x100 woorden

“Zet je fiets niet op slot. De kans dat je het sleuteltje kwijt raakt, is hier groter dan dat je fiets wordt gestolen,” zegt Huug, de coördinator van deze week, tegen 400 mensen op en rond de tribune op het grote grasveld.
De presentaties in de avond, daar horen de zakelijke mededelingen bij. Over overvolle vuilcontainers en gevonden voorwerpen.
Er is een i-Pod nano zoek. Dat steekt. Dingen raken hier niet kwijt. Ze worden gevonden.  Een paraplu, een tube Calvin Klein lotion.
“Gisteren kwam iemand een gulden brengen. Op het grote veld gevonden.”
Dat ontroerde toch 400 mensen, en Huug.

*

Ik stel me voor dat je van onweer alleen snel dood kan gaan. Een harde knal, en weg. Of een boom precies op je hoofd. Daar kun je nauwelijks last van hebben. Maar ik heb nog plannen, en thuis houden minstens drie mannen van mij. Dus zit ik in de auto en wacht tot er drie flitsen achter elkaar meer dan 10 tellen ver weg zijn. Het is raar eenzaam in een auto langs een zandweg. Voor mij zie ik ook iemand in een auto zitten. Ook zij – ik zie een paardenstaart – speelt met de ruitenwissers. Dat troost dan weer.

*

Waar ik de tent ook opzet (de familietent, waar wij met z’n vieren ruim in passen), ik sta in de weg. Omdat er geen vakken zijn aangegeven in een staatsbosbeheercamping, maar vooral omdat de scheerlijnen lang zijn. Inkorten kan nauwelijks, dan kan de luifel niet doen wat de luifel moet doen.
En daarom ga ik de week voor ik naar Buitenkunst afreis,  altijd even bij de Action langs. Om glow-in-the-dark-staafjes te kopen. Die buig ik dan tot een ringetje. Elke verre scheerlijn eentje. Ik bewaar er zeven. Voor elke avond één, om mijn pols. Val ik ook niet over mezelf.

*

Ja heerlijk, rustig opgestaan, vaak pas na acht uur, met niet teveel zoet ontbijten – de wespen hè? – flink koud douchen want het werd nog warm genoeg, drie, nee vier! boeken  gelezen. Niet gebreid, daarvoor was het echt te warm. Een dag plagiaat bedreven, een dag geknipt en geplakt uit boeken, nog een songtekst geschreven, een slaapliedje gezongen voor 60 kleuters, over zandpaden gelopen in het aardedonker met een fles wijn aan mijn mond, teken leren verwijderen, jongeren zien dansen, marionetten in bossen zien hangen, mensen met een kinderbed om hun rug. Ja, echt heerlijk. Jij ook een fijne vakantie gehad?

*

Nog maar een paar jaar geleden hoorde je er verzoeken om een mobieltje te mogen lenen. Je checkte zelf je voicemail, rondlopend, op zoek naar bereik. Toen kwamen de opmerkingen over lege batterijen. Vaak gevolgd door ‘jammer dan’. In de toiletblokken branden lampen. Hoeveel meer elektriciteit hebben we nodig?
In 2010 kun je het mobieltje, de i-Phone, de Blackberry, de filmcamera, opladen in de administratiekeet. In een krap kastje – het moet nog een bijzaak blijven (of lijken?) – op twee planken liggen zo’n 15 stekkerdozen, met een kleine honderd stopcontacten.  Dagelijks krioelen zwarte draadjes op weg naar de dagelijkse eenentwintigste-eeuwse voeding.

*

‘Houdt u van een uitdaging?’
Het is me nog nooit gevraagd door een jongetje van zes. Hij friemelt met z’n handen aan zijn korte broek.
‘Ik moet heel nodig plassen. Ik moet zo nodig plassen.’
Ik zie een blauw plastic tuutje tussen zijn vingers. Het glimlacht hier zo makkelijk.
Hij friemelt en friemelt. Zijn T-shirt is nat, zijn broek ook.
‘Ik moet zo nodig plassen, ‘ zegt hij nog een keer. Zijn gezicht vertrekt van de inspanning.
Manneke Pis spelen met een gevuld ballonnetje wil dit keer niet lukken.
‘Morgen dan maar?’, opper ik.
Hij kijkt op, en glimlacht.

*

Dit is de muziek die ik deze week hoorde:
- De Maria Vespers, van Monteverdi, vooral het eerste gedeelte, de sopraanstem.
- Every time we say goodbye, later in de week met name, in the uitvoering van Simply Red.
- Daniël Lohues, Ten Oosten Van De Iessel, de hele week eigenlijk.
- Flarden Bach: aria’s uit de passies, Bist du bei mir, cello-suites.
- Schläft ein Lied in allen Dingen, de mooiste canon aller tijden.
Alles in mijn hoofd. Bij Buitenkunst is geen versterkte muziek. En ik heb geen i-Pod nodig. Ik doe het met mijn hoofd.
(Story of my life, zo wie zo, altijd.)

*

maandag 12 juli 2010

Ik mis je nu al


Het is niet dat ik niet weet hoe te handelen in geval van een rampje, zoals een hoosbui. Of twee. Of een hele lange. Zo eentje waarbij de binnentent onder loopt, ook al staat de tent als een huis op precies de goede plek. Gewoon omdat elke tent onder loopt in de nabije omtrek, simpelweg omdat de hoosbui vier uur duurt.
Het is niet dat ik dan niet adequaat droog houd wat droog gehouden kan worden, niet dat ik niet weet dat ik dan het beste een dagje naar huis kan gaan om de boel te laten drogen.
Het is niet dat ik opzie tegen nog een paar van die buien, tenslotte houd ik van regen, zeker na zon. De eerste bui (eentje met veel felrood in het midden) komt om vijf uur vanmiddag, zegt de buienradar. Ik kan best zelf pannetjes onder de waterval van de luifel zetten, ik kan kleren in een plastic zak stoppen, ik op een fleece gaan liggen, die zich vol kan zuigen als het water omhoog komt. Ik kan zelfs bukken en de boel weer droog dweilen met een handdoek.

Kamperen in je eentje is hemels. Als je die ene maar mee kon nemen die zegt dat het allemaal goed komt. En dat dan ook zo is.

donderdag 8 juli 2010

Wij zijn misschien de beste

Ik ken een man die ruim 25 jaar geleden uitstelde om de liefde te verklaren aan de vrouw die nu al een kwart eeuw zijn allerliefste is. Hij stelde het uit, zo verklaarde hij haar later, omdat hij al wist dat het goed zou komen. Maar zodra hij zich uitgesproken zou hebben, en zij zijn liefde beantwoordde, dan zou het niet meer goed komen. Dan was het al goed, en zou het altijd hetzelfde blijven. Goed.
(Uiteindelijk vroeg zei hem, maar dat is voor dit verhaal niet relevant.)

Ik was tien jaar en wij werden bijna wereldkampioen. Ik ben nu 46 en wij zijn bijna wereldkampioen. Al 36 jaar zijn wij (ben ik) bijna wereldkampioen. Al 36 jaar weten hoe het geweest had kunnen zijn. Had. Kunnen. Zijn. Al 36 jaar noopt iets (masochisme? historische interesse? gedeelde smart?) mij de verhalen te  herhalen en te herhalen. De schwalbe van Bernd Holzenbein, de bal op de paal van Robbie Rensenbrink, Herman Kuiphof (koning voetbal hebbe zijn ziel) zijn we er toch weer ingetuind  en Wij waren de beste.

Nog 72 uur voor de aftrap. Bestaat er ook zoiets als voor-weemoed? Dat als het gelukt is, en we wereldkampioen zijn, dat het dan over is. In één keer zullen ze zijn geheeld: de krassen op mijn (kinder)ziel, de traumata van de jaren zeventig. Weg zijn de anecdotes van de omgevallen orgelkruk, de eerste kleurentelevisie, de stukken brie die tegen het beeldscherm werden gegooid. Zesendertig jaar hopen en verwachten sluit ik af. En dan? Dan zijn we het.

Wat dan?

We spelen niet tegen de Duitsers


We dragen een oranje onderbroek. Of juist geen oranje, als we dat tot nu toe geen enkel oranje kledingstuk bewust hebben gedragen.

Zodra we achter komen, gaan we de keuken dweilen.

Als je tien was in 1974, 14 jaar in 1978, dan ben je nu 46. 4+6 is 10, en het wordt dus 1-0. Voor wie?

We branden geen kaarsjes, want de Spanjaarden branden er veel meer. Of dus juist wel, want zo’n enkele, speciale, die doet het ‘m.

Zat je tot nu toe rechts op de bank? Schoof je alleenstaande buurman binnen met een krat bier? Luisterde je halverwege de eerste helft ook even naar het radioverslag van Jack van Gelder? Scheurde je in de rust een zak Lay’s paprikchips open? Doe dit dan voortaan altijd precies zo.

Want, kijk, ja dan, nee toch: je moet er wel in durven geloven.

zaterdag 3 juli 2010

We spelen tegen de Brazilianen


Het is vandaag de warmste dag ooit, zegt de mijnheer van het journaal. Ik veer op. Há, dan hebben we die vast gehad! Tot nu toe, zegt de mijnheer er nog achter aan. Da's gemeen, dat telt niet meer. Dus. De warmste dag is achter de rug.


De jongste leeft naar de aftrap toe, zoals ik in 1978 naar de finale Nederland-Argentinië. Allebei 14 jaar, het klopt als twee bussen. Ik ben akelig ontspannen. Buiten kom ik vandaag niet. Soep met brood is nog wel ergens te vinden. Alle gordijnen en luxaflexxen zijn dicht, dus aankleden hoeft niet, een sok breien kan toch, ook al meet het binnen 26 graden en buiten nog 7 meer. Bovendien..

Eerlijk zijn? Heel eerlijk zijn?

Ik gaf ons geen kans. Geen enkele. Geen centje. Ik was niet eens teleurgesteld van tevoren. Ik berustte al. Alle fases had ik al doorlopen, nog voor de spelers aan de warming up waren begonnen. Ontkenning, woede, intens verdriet. En toen de berusting. Dat breit heerlijk op een te warme dag.

Toch kijken natuurlijk, hè. Eigenwijs.
 

blogger templates | Make Money Online