woensdag 28 februari 2007

Over de keerzijde van materiële dankbaarheid bij afscheiden

Ik houd niet van sprookjes. Ik woon in Deventer en wandel graag in historische omgevingen; alle routes ken ik. Fado vind ik vooral om te lachen, mooi is anders. Van lelies krijg ik hoofdpijn. Gedichten maak ik zelf graag, maar lees ik nooit. Boeken dikker dan 300 pagina's maken me zuchterig. Ik maak mijn sieraden zelf, die hoef ik dus niet cadeau te krijgen. Als geograaf en samenwonend met een atlasverzamelaar ken ik alles wat de afgelopen 20 jaar is verschenen. Het komende half jaar ga ik afvallen en dus zal ik geen wijn drinken.

Stel dat bovenstaande allemaal waar zou zijn (En mocht u troost nodig hebben of bij willen komen van verbazing: dat is het níet. Niet allemaal.), dan zou ik gisteren alleen maar cadeaus hebben gekregen die ik al had of niet zou willen. Laten we dat omwille van mijn betoog even aannemen. Als ik dan de 'meeste mensen' zou zijn dan zou ik misschien denken: bah, ik ben met een verkeerd cadeau aangekomen en een cadeau dat je al hebt wil je ruilen. Kijk, en daarin ben ik anders dan de meeste mensen.

[Toen ik echt geen geld had, was het anders. Toen vroeg ik limonadeglazen omdat ik er anders geen meer had, en van mijn ouders geld om een busje te huren om te verhuizen. Als ik had gedurfd had ik tampons voor mijn verjaardag gevraagd, man, wat waren die duur.]

Een met zorg uitgekozen gift, met de jarige of jubilaris in het hoofd naar de kassa gebracht, wat is er mooier dan dat? Er is tijd aan mij besteed, en aandacht. Niets is mooier. En daarom aanvaard ik alles in dankbaarheid. Ik bedenk niet eens of ik het 'al heb' of 'leuk vind'. Om eerlijk te zijn: ik luister eerst en vooral naar de woorden die worden gesproken, voel de warmte van de handen die de mijne omsluiten, van de welgemikte zoenen op beide wangen. Ik zie de dankbaarheid/beleefdheid/humor/gedeelde herinneringen in de ogen en geniet.

En ik geniet vandaag gewoon door. Van alle gesprekken die ik in herinnering roep of die me ongevraagd weer te binnen schieten. Zoveel leuke en lieve woorden. Ik geniet van de prachtige bos bloemen die ik de kamer rondsjouw naar daar waar ik niet ben, maar ze wel kan zien (want dat is echt waar, van lelies krijg ik hoofdpijn), van het lied van de twee achterblijvende collega's, van de flarden toespraak die ik onthouden heb, van friese fado die zowaar zeer te pruimen is, ik tel de vele gulle giften voor mamacash (nu ik zeker weet veel lezers te hebben onder collega's, o nee zeg éx-collega's, durf ik te zeggen: daarover later meer), lees ik en lees ik nog meer, o zaligheid, slaap een knetterende ontspanningshoofdpijn weg en weet me gewaardeerd.

't Is allemaal wel heel erg kusje kusje, niet? mompelde een vandaag-nog-net-collega. Gisteren zei ik daarop: dat hoort op zo'n dag. Vandaag voeg ik er voor mezelf aan toe: En wat is dat heerlijk.

maandag 26 februari 2007

Italian lessons

Het meisje van het toeristenbureau had de bewegingen van mijn vooruitgestoken samengeplakte handen goed uitgelegd. De twee jonge eigenaren van het piepkleine restaurantje, neven schatte ik in, kwamen schaal na schaal met verse vis onder mijn neus houden. Ik probeerde tot een keuze te komen, maar dat was de bedoeling niet. Dat deden zij wel. Ik hoefde alleen te eten.

Toen ze eenmaal door hadden dat ik een echte Hollandse was en voor Feijenoord, wees de jongen die voor ober speelde naar zijn neef in de keuken. Of ik wist dat zíjn, een achteloze hoofdbeweging naar de kok volgde de vinger, AC Milan die avond tegen PSV speelde? Si, semi finale, probeerde ik hun taal. Precies, en daarom was hij ook voor Feijenoord, want hij was voor Iuventus en dus niet voor AC en dat moest ik begrijpen, want ik was natuurlijk ook niet voor PSV en of hij me daarom mocht zoenen?

Zulke dingen begrijp ik nou nooit in een andere taal en ik wierp me op het ontgraten van een voor mij onbekende vis. Ik smulde uren en we gilden mee met de radioverslaggever. Aan het einde van de avond lag er een indrukwekkende stapel graten en koppen voor me en was PSV roemvol ten onder gegaan.

De AC-fan kwam met een punaise aan. Grazie, en wat moest ik er mee? Het bleek de bedoeling dat ik het kaartje, dat de hele avond al om de kaars gevouwen had gezeten, een boodschap mee gaf en aan het plafond hing.
Io vivo quasi in ciel, schreef ik uiteindelijk maar. Een citaat deed het altijd goed en een beetje Italiaan zou de teksten van de opera’s van Verdi vast wel kennen. Bovendien was het nauwelijks overdreven; deze avond was paradijselijk geweest. Ik reikte het kaartje naar de neven, die naar boven wezen; het was echt de bedoeling dat ik het zelf bevestigde.

Ik ging midden op de zitting van de gammele stoel staan en prikte het kaartje tussen de tientallen die al aan het lage plafond hingen. Iuventus las mijn tekst met zijn hoofd in de nek. Ik was in deze positie bijna een hoofd groter dan hij. Ik zag tranen uit zijn ogen omhoog schieten op hetzelfde moment dat de zitting het begaf en ik met een klap veertig centimeter lager stond. Hij omhelsde me terwijl ik nog in de stoel gevangen zat.

zondag 25 februari 2007

Een hert, toevallig

Ik struikelde deze week drie maal over een hert. En alle drie de keren, zo leerde het bericht of navraag, ging het om een damhert.
De voorleesboeken van Harry Potter zijn in onze gezinsauto een groot succes. Deze week hebben we een gedeelte uit deel 5 gehoord, waarin Harry mag uitleggen dat zijn beschermer, zijn magische patronus, een hert, een ‘stag’ is.
Daarna zag ik de film ‘The Queen”. Elizabeth II en Tony Blair kruisen als koningin en premier de degens in de week na de dood van Diana Spencer. Het innerlijk conflict van de koningin – het volk snapt niet dat zij niks meer van Diana wil weten, waarom nou toch niet? – komt tot een hoogtepunt als zij, eenzaam zittend in het Schotse landschap, een hert tegenkomt. Een enorm exemplaar, een 14-punter, aldus de jagers, die er al dagen naar op zoek zijn. De koningin jaagt het beest weg, en voorkomt daarmee dat het dier prooi wordt. Diana heeft zij niet gered, beseft ze. Dat dan toch maar goed maken met een koninklijke begrafenis.
Vroege vogels, het radioprogramma op de zondagmorgen, bracht me damhert nummer drie. En die stond gelijk voor 1500 stuks. Want dat is het aantal dat tegenwoordig in onze duinen huist. Beschermd als ze zijn, en zonder natuurlijke vijanden, loopt het aantal zo ver op, dat gevreesd moet worden voor het heil van automobilist en het beest zelf.
Er gaan in mijn leven weken, zelfs maanden, voorbij, dat ik niet aan damherten denk. Kwam ik vroeger als kind met enige regelmaat langs de hertenwei in hartje Den Haag of Rotterdam, de laatste jaren kan ik me niet herinneren in levende lijve een hert te hebben gezien, of misschien beter: bewust te hebben opgemerkt.
Dat het toeval is dat ik in korte tijd drie keren – zij het overdrachtelijk gesproken – tegen het beest oploop, dat durf ik in deze tijden geen toeval te noemen. Het adagium “toeval bestaat niet” raakt maar niet uit de mode. Jammer genoeg, durf ik te stellen, want wat is er troostrijker en vreugdevoller dan een regelmatige portie toeval? Maar daarover een andere keer. Laat ik me vandaag proberen voor te stellen dat het een doel heeft dat niet toevallig twee, maar heel bewust, drie herten, en niet zomaar herten, juist damherten, mijn pad kruisen.
De Romeinen hebben het beest in onze contreien gebracht. Ze leven in afgeschermde leefomgevingen op de Veluwe, in duingebieden, in kinderboerderijen. Er ontstapt er wel eens eentje. Het gewei heet een schoffelgewei en is bij bejaarde herten kleiner dan bij volwassen beesten in de bloei van hun leven. De vrijgezelle mannetjes leven in groepjes. Nu begrijp ik waarom bij de Engelsen een vrijgezellenavond rondom de bruidegom, bij ons nog wel eens hengstenbal genoemd, een ‘stag party’ heet.
Het is allemaal niet oninteressant, maar het brengt mij niet het antwoord op de vraag waarom juist deze beesten virtueel bij mij op bezoek moesten komen. Tors ik mijn nieuwe baan als een gewei? Voel ik mijn huiselijk taken als een omheining? Begin ik na twee jaar schadevrij autorijden bang te worden voor een ongeluk?
Nou bedankt, het beest dat onafhankelijk, met de kop fier op de nek, het gewei als een sieraad dragend, aan het meer, op de schotse hoogvlakte en boven op het duin staat, verdwijnt allengs naar de achtergrond. Toevallig.


(Huiswerk voor de derde en laatste les column schrijven bij Miriam Janssen in de Leeuwenkuil.)

zaterdag 24 februari 2007

Overijssel kiest

Geïnspireerd door mede-blogger iamzero heb ik de kieslijst van Overijssel voor de aankomende Provinciale Statenverkiezingen gespeld. In de strijd om de Nomen est Omen bokaal nomineer ik de volgende kandidaten.

In de categorie Kleurrijk Overijssel: Nick Zwart, Symone de Bruin, H.J. Groen.

In de categorie Meid, had je eigen naam toch gehouden: Elsabe Kalsbeek - Schimmelpenninck van der Oye, Esmé Wiegman - Van Meppelen Scheppink.

In de categorie In de strijd tegen ambtelijke molens: Herman, Wim, en Vincent Mulder.

In de categorie Je had ook een vak kunnen leren: Jeroen Slager, Marc Bakker, Pieter Schipper, Egbert Kooiker, Roel Kok, Adri Wever. (Eervolle vermelding: Marijn Schrijver.)

In de categorie Mooi op zijn plaats in deze provincie: Tiem van Dalfsen, Bjorn Blokland, Klaas van Olst, Harry van Kampen.

In de categorie Zit je wel bij de goede partij?: A. Den Uijl (sgp), H. Bisschop (sgp), Joris de Koning (sp), A.M. Vogelenzang (leefbaar ov/seniorenpartij).

In de categorie Iedereen zijn eigen hol: Henk, Hans, M. en J. Vos.

In de categorie Er is een wereld buiten Overijssel: Tom van Asten, Mirjam van Tilburg, Boudewijn van Eindhoven, Jelmer van der Zee, Emile Hoogterp, Herman van Moerkerk.

vrijdag 23 februari 2007

Gelukkig hebben we de foto's nog

Stel. Je bent een vrouw net zoals er zoveel vrouwen zijn. Je krijgt een kind, waardoor je plots moeder bent. Van een zoon, in dit voorbeeldig geval. Je vindt het de aller- allermooiste en liefste van alle kinderen. En niet omdat de natuur dat zo bedoeld heeft, nee, omdat deze jongen echt de aller- allerleukste en de knapste is. Hij groeit voorspoedig op. Is een voorbeeldig beleefd jong, ook dat nog eens. Opeens, hij is nog maar een jonge jongen, krijgt hij een rol in een film aangeboden. En dat gaat hij natuurlijk doen, leuk voor zo'n knul! Dan loopt het wel een beetje uit de hand. Eén film wordt twee, wordt drie en vier ... Op vakantie in eigen land kun je wel schudden, want twee weken handtekeningen uitdelen is ook zo wat. Ondertussen groeit je knulletje. Het ruikt niet meer zo lekker als je 's ochtends de gordijnen op zijn kamer openschuift. Hoe je ook zeurt en vriendelijk vraagt, de badkamer is na zijn gebruik een chaos, sokken draagt hij dagen te lang en een grote mond kun je krijgen als je op het verkeerde moment vraagt of hij nog wat leuks heeft meegemaakt. Zeventien is hij, en je begint te hopen op een snelle volwassenheid.
Dan is er een toneelstuk. En weer vergeet je te overleggen of dit wel geschikt is voor je bloedje. Hij lijkt er gelukkig door, dus wat zou je je zorgen maken. Elke avond komt hij laat en later thuis. En nooit iets vertellen. Dan zijn er de foto's.

donderdag 22 februari 2007

Eimert Huizing












Ze zijn voer voor menig blogger, de dubbelgangers. Mij trof vanavond onze nieuwe minister van defensie (Eimert Middelkoop, rechts). De oren, de mooie gezichtsgroeven, de open blik, waar had ik die allemaal meer gezien? Het is al een tijdje geleden, maar nog voor hij zijn mond open deed wist ik het: wat lijkt hij op Rien Huizing, een journaallezer van weleer.

Bella figlia dell'amore

Begin jaren negentig zond de Vara een serie uit over leven en werk van de componist Guiseppe Verdi. Leuke televisie met volop aandacht voor zijn prachtig pompeuse muziek. Mijn liefde voor Verdi werd geboren. Het einde van elke aflevering kwam te vroeg. Maar schitterend was de eindtune. Een tenor, in wie ik Luciano Pavarotti meende te herkennen, een mezzo en een sopraan zongen een terzet. Best zeldzaam, zo'n combi. Dat moest toch makkelijk te vinden zijn. De aftiteling, hoewel ellenlang, bood geen uitkomst. Ik besloot in de middagpauze bij het Nieuwegeinse filiaal van Staffhorst op zoek te gaan naar dit nummer. De jongen achter de balie had geen flauw idee waar ik het over had. Er restte mij dus weinig anders dan CD voor CD te luisteren in welke opera della vielieja del amore (mijn fonetische titel) te vinden was. Ik had geen geluk. Het koste me zeker een week om erachter te komen. Ook al mocht ik zelf de knopjes bedienen, erg snel ging het niet. Misschien waren niet alle opera's van Verdi op CD verschenen? Ik begon al hevig te twijfelen tot ik als allerlaatste Rigoletto ging beluisteren. En daar was 't! Nummer elf van de tweede CD. Geen groter genot dan uitgesteld genot. Con un detto sol tu puoi le mie pene consolar. Eén woord van jou slechts verjaagt mijn lijden.

Mijn absolute feel good nummer van deze opera is Ah! Veglia, o donna (nummer 9 op de eerste CD) waarin de Hertog van Mantua, de oude slechterik, zijn dochter Gilda toevertrouwt aan de zorgen van een Giovanna en Gilda haar liefde voor haar vader bezingt. Uiteindelijk is haar vader verantwoordelijk voor Gilda's dood. Ja, melodrama, mensen, een opera. Zo hoog en zuiver als June Anderson haar partij zingt, deels in solo, deels in duet met Luciano - ongezien op zijn best - Pavarotti: het is ongekend. Dit nummer zet ik vaak op repeat als ik in mijn "wat is het leven ongekend mooi"-stemming ben.

De pré-puberzoon met vriend hebben vandaag, midden in de voorjaarsvakantie, om twee uur nog niet geluncht. Ik besluit eens aardig te zijn en vraag of ze zin hebben in een tosti. "Ja, doe maar." Van gozertjes die je liefhebt en al kent vanaf het eerste begin of vanaf hun vijfde jaar kun je wel wat hebben. Tenslotte lijk ik vandaag eindelijk in mijn vakantiemodus te geraken. Zelf pas net in de kleren en Rigoletto al de hele dag schallend, ik geniet. Ham of kaas? "Maakt niet uit. Allebei." Ik zou Runescape ook interessanter vinden dan mijn moeder als ik twaalf was. Ai, brood op. Maar mijn humeur is onverwoestbaar. Terug van de bakker zet ik Anderson op repeat en speel eetcafé.

"Jongens, tosti's!"
Ze komen naar beneden denderen, kijken me zowaar aan, horen de muziek en mijn zoon zegt:
"We wisten niet wie er zong, jij of de CD."

Had ik al gezegd dat het leven ongekend mooi is?

Een eerste keer

Weer helemaal geïnspireerd en met talloze schrijfplannen verliet ik vanavond de schrijfles in het 020-dorpje. Leuk, zo in het hoofd leven, maar niet slim, want de blaas was al goed vol, en ik moest nog een eindje. De trein werd stipt gehaald. Ten onrechte veronderstelde ik dat er in een dubbeldekker geen wc is, anders had ik de vriendelijke kroepoek etende vrouw bij mij in het vierzitje willen vragen even op mijn tassen te letten. Plots bedacht ik de huiswerkopdracht: beschrijf een eerste keer.
Urineren op het P&R-terrein van Weesp, dat had ik nog nooit gedaan! Had ik nou ooit maar dat plaskokertje gekocht, maar nee, het zou gewoon op de hurken moeten gebeuren. Vanmiddag had ik mijn groene monster (achteruit, jawel, ik doe het tegenwoordig!) op de bomvolle parkeerplaats gezet; nu stonden er maar een stuk of veertig over het grote terrein verspreid. Mijn auto stond natuurlijk pal onder een lantarenpaal. Ik gaf de enige andere die uit de trein naar zijn auto liep een voorsprongetje, gooide als een haas mijn tassen in de auto, vergat niet de deur op slot te doen, en hurkte tussen een grijze opel astra en een zwarte volkswagen golf. In de zes seconden die het me kostte fantaseerde ik nog wel dat in de beslagen auto's mensen zouden zitten en dat ik vanaf het perron te zien was. Opgelucht terug bij de auto nam ik de tijd de ramen te zemen, de TomTom te instrueren en een audioboek uit te pakken.
Net toen ik wilde starten kwam de man die zoëven vlak voor me liep, voorbij rijden. Ik constateerde a) dat ik niet meer aan hem gedacht had en b) dat hij er vrij lang over gedaan had in te stappen en weg te rijden. Dus of zijn auto stond echt heel heel ver op het terrein, of hij moest ook zemen en knopjes drukken en een audioboek uitpakken en deed daar langer over dan ik, of hij had mij mijn ding zien doen en even gewacht met wegrijden, omdat ik anders door zou hebben dat hij mij gezien had.
Dat je als mens regelmatig afvalstoffen moet lozen snap ik nog, maar wie legt mij de medemens uit?

dinsdag 20 februari 2007

Dat durf je toch niet

Krijg nou niks. Daar loopt-ie. Matthijs! Van alle bekende Nederlanders die ik ooit wil tegenkomen is dit toch wel de mooiste. En hij komt mijn kant op! Nu even adem halen. Paraplu inklappen. Het is bijna droog en hij loopt tenslotte ook blootshoofd door de miezer.
’t Is ‘m toch wel? Kan niet missen, beetje kromme rug, haren zorgvuldig door de war, blouse met lange punten onder tamelijk nieuw colbertje. Mijn held van half acht, van de maandag met Wilfried, mijn nummer één van minstens 2000 toppers.

Okay, nu lef tonen, meisje. Je krijgt zo’n spijt als je nu niks doet. Hoge duikplank heb je gedurfd, een koprol ervan af zelfs, plat op je gezicht ging je. Maar het hele zwembad keek. En die solo in de Johannes. “Het engste wat ik ooit gedaan heb”, zei je toen. Bist du nicht dieses Menschen Jünger einer?”. Twaalf noten maagd en duizend doden.
Gewoon spontaan aanspreken nu. Kom op. Hij vindt het vast leuk.

“Hoi. Uh … sorry. Je hebt dit al duizend keer gehoord, natuurlijk. Embarrassing, totally awkard, and all that. Nou … uh… dat ik je dus echt geweldig vind! “
(Hij lacht! Hij houdt zijn pas zelfs in.)
“Ja, sorry, hoor, dus, nog een keer. Niet dat ik verliefd ben of zo, maar ik dacht, goh, als ik Matthijs eens tegenkom dan ga ik zeggen hoe goed ik ‘m vind, op de televisie.”
(Lieve hemel, ik lijk wel degelijk een verliefde puber.)
“Maar goed, dat hoor je natuurlijk twintig keer per dag. Haha.”

“Ga gerust je gang. Ik vind het leuk om te horen.”

(Die ogen! En hoe ijdel kan je zijn zeg met dat “ga gerust je gang”.)
“Je weet veel. Je bent grappig. Er zijn altijd leuke gasten. En … en … het beste vind ik je museumstukjes in Holland Sport. Die passie. (Dat woord had ik niet willen gebruiken). Ik ben dan wel niet zo’n born in the fifties die denkt dat hij het Maagdenhuis nog bezet heeft and all that, maar ik herken wel veel in je idealisme.”

“Dank je wel. We worden langzamerhand wel nat, hè? (Zijn tekst, zijn tekst!) Ik ga die kant op. Dag.”

“Hoi.”

maandag 19 februari 2007

Tijd bedot

Tijd is niks. Hoewel we ons als kind, en ook later, eindeloos kunnen vergapen aan tijdbalken die laten zien dat de chimpansee om vijf voor twaalf en wij twaalf seconden voor middernacht op aarde zijn verschenen, weten we - ook van jongsafaan - dat tijd soms zo snel en soms zo langzaam gaat. En te vaak laten we ons leiden door wat 'op tijd' zou moeten: de trein, een kind krijgen, een testament maken. Er zijn van die momenten in het leven dat de tijd stil lijkt te staan, of, beter gezegd,dat we achteraf (wat grappig genoeg dan weer een tijdsaanduiding is) doorkrijgen dat de tijd vergleden is terwijl wij zeer druk waren met iets anders. Of nog beter gezegd: er is niet eens de verbazing over de tijd die vergleden is, nee, de verbijstering, die doorgaans als een warme parachute plotseling maar onontkoombaar over de ogen glijdt, betreft het feit dat naast het door jezelf beleefde nóg een wereld heeft bestaan, waarin de tijd gewoon is doorgegaan. En waarin, het ongeloof wordt alleen maar groter, geen besef lijkt van dat wat door jou beleefd is.

Zo beviel ik op een zondag van mijn eerste kind. 's Avonds luisterde ik - nog klaarwakker van de adrenaline - in het ziekenhuis naar Het Oog, waarin aandacht voor de 65ste geboortedag van Anne Frank. Opeens was mijn kind op een tijdbalk vastgeprikt. De volgende dag bleek echter dat er in de kranten niets te lezen was over mijn nieuwe universum.

In tijden van rouw ben ik telkenmale verbaasd dat de wereld doordraait. Dat er in auto's getoeterd wordt als iemand met groen licht niet snel genoeg optrekt, dat er programma's als Kies je kluis worden uitgezonden en dat het er nog steeds toe doet dat de trein drie minuten later vertrekt.

Ook het grote genieten speelt zich af in een vacuum. De afgelopen 46 uur heb ik gereisd, uitmuntend gegeten, van goed gezelschap genoten, in een prima pension slecht geslapen en met 700 zielsverwanten het Requiem van Verdi ten gehore gebracht. Er blijkt nieuws te staan in de Metro en ook de kinderen hebben antwoord op de vraag Wat hebben jullie dit weekend gedaan? Kip gegeten.

zaterdag 17 februari 2007

Op de zeepkist (3)

Voorpret

Ik leef niet zo makkelijk in het nu. Ik ben een vooruitdenker. In alle ruime betekenissen die nu maar in je hoofd opkomen. Behalve een planner, dat ben ik alleen op commando. Ik zie zelden met spijt of woede achterom, hooguit met nostalgie. Dat laatste levert nog wel eens een aardig blogjesonderwerp, maar heeft niet mijn grote voorkeur.

Ik ben vooral een fantast, een piekeraar, een regisseur, een slachtoffer en een held van alles wat nog moet komen. Vooral de voorpret is heerlijk. Ik kan het zeer aanraden. Uiteindelijk gaat zelden iets precies zoals ik had bedacht, maar dat geeft niks, want ik heb lekker de voorpret al gehad.

Over een paar uur vertrek ik naar Leiden, voor mijn jaarlijkse accu-opladen. Ik verheug me op de lange treinreis, waarin ik naar buiten ga kijken - vol voorpret -, aan een nieuw boek begin, en gesprekken af ga luisteren voor dialooghuiswerk. Ik verheug me op de wandeling naar het hotel, het weerzien van Heleen, het uit eten bij Disgenoten, het vastbinden van het kussentje morgenochtend, de tranen die me in de ogen zullen schieten bij Dies Irae.

Over een half jaar ga ik vast weer naar Buitenkunst. Ik verheug me op de nachtelijke peinspartijen, op een week lang alleen maar positieve mensen om me heen, op het gehuppel van onze blije jongste, op het slapen in de tent.

Een nieuwe baan, ook een bron van voorpret. Ik kan nu al lachen om de ongetwijfeld drie collega's die Arie heten, of Rob, of Bert. En die eerste dossiers die ik in handen zal krijgen, vol jargon wat me pas over een jaar bekend zal voorkomen. Heerlijk. En dat ik na een week een pendel-routine zal hebben ontwikkeld en weet bij welke biels ik in moet stappen om dat ene fijne bankje in de trein te pakken te krijgen. En wat zal ik een boeken lezen en een proza dichten!

Over vijf minuten ga ik naar boven, douchen. Heerlijk. Ik verheug me op de sokken van straks. 't Is nog best koud, zo 's ochtends vroeg achter de computer beneden. Ik verheug me op jullie, die dit lezend, zich voorprettig zullen gaan voelen, dat wens ik ieder althans hartelijk toe!

donderdag 15 februari 2007

Luchtjes en smaakjes

Ik ben niet zo'n type dat terug naar huis holt als ik vergeten ben mezelf te parfumeren. Maar ik houd zeker van een lekker luchtje. De eerste geur waar ik verliefd op werd was Chanel no 5. Ik heb een knetterduur buisje parfum staan. Ik vind het nog steeds een heerlijke geur, maar het doet de meeste mensen toch meer aan hun moeder denken dan aan zo'n jeugdige veertiger als ik. Daarom gebruik ik het vooral als ik in m'n eentje uitga, naar een bos ofzo.
Céline heb ik ooit zelf aangeschaft. Een proefje overtuigde me en het flesje is van een uitzonderljke schoonheid. Ja, het oog wil ook wat. Het is wat bloemig, lekker fris, maar een tikje goedkoop. Maar heel goed voor een sportieve dag. Ik heb het flesje al heel lang.
Mijn andere geuren zijn ook van Chanel. Coco Mademoiselle vroeg ik toen ik door had dat Chanel toch mijn huismerk dreigde te worden en ik wat variatie bliefde. Zeer aanwezig, heel goed, maar nét niet helemaal 'mij'. Bovendien de favoriet van een nabije collega en om nou getweeën door de gang te coco'en. (Ach, nee, andere baan! Het kan weer.)

Mijn huisgeur is Chanel Allure. Ik heb weinig van een Chanelmeisje, zo'n donkere met een kindmeisje-maatje 34 in een fludderig jurkje, maar het zou voor mij ontworpen kunnen zijn. Ik heb er dan ook de eau de toilette van (doe maar gewoon da's doordeweeks al gek genoeg), en ook de eau de parfum (voor een sprietsje naar de schouwburg of uit eten, want parfum moet altijd héél beperkt, dames! En heren!). En zelfs iets voor in het haar, en ik wil ook wel zeep en deo enzo. Zo heerlijk vind ik het.

Het had overigens weinig gescheeld of mijn parfumhobby was in de kiem gesmoord geweest. In november 2001, de jongens waren 5 en 7 jaar, hoorde ik hen op een vroege zondagmorgen naar beneden gaan. Ik erachter aan, glasje sap, plakje koek. 'Mag ik heel graag nog tot half negen slapen?' Dat mag van hen. In de wetenschap dat ze me toch wel binnen twintig minuten weer wakker zullen maken 'hij begon!' kruip ik het bed weer in.
Ik werd wakker om vijf voor negen. Het is verdacht stil. Alarm! Wat bleek? Ze waren 'ook zo'n drankje als van Joris' aan het maken. De inspirator was het boek van Roald Dahl geweest, waarin Joris een geheel eigen brouwsel maakt. Werkelijk alles gaat erin. En zo ook bij onze jongens. 'Dat roze is wat achter Pelle's oor gesmeerd wordt'. Nog een geluk dat mijn beperkte, doch dure voorraad parfum boven m'n bed stond. En dat ik net beneden kwam toen ze de boel wilden gaan koken.

Het blijkt overigens heel gevaarlijk om iemand te complimenteren met zijn of haar geurkeuze. Ooit verzuchtte ik verzaligd 'wat ruik jij heerlijk' , in de richting van een 12 jaar jongere collega. Hij keek zwaar beteuterd. Hij was niet te beroerd om uit te leggen waarom. Ik was zijn doelgroep niet.

woensdag 14 februari 2007

Alsof de nacht nog niet genoeg is om depressief van te worden...


... woon ik in een land waarin een jobhop van het ministerie van onderwijs naar het ministerie van economische zaken als een promotie wordt gezien.

maandag 12 februari 2007

Ard en Atje

Mijn eerste volledig zin, met onderwerp en gezegde, sprak ik op 23 januari 1966. Ard Schenk ging onderuit tijdens een schaatswedstrijd en ik priemde mijn vinger naar de tv en riep: Paltie ! Paltie ! Elke liefhebbende moeder herkent hierin natuurlijk: Hij valt! Mijn eerste zin is onderdeel geworden van de canon van de orale geschiedenis van huize De Bruin.

Wij woonden aan het randje van het dorp. In de weilanden achter ons huis werd na verloop van tijd bijgebouwd. Voordat de bestrating gelegd werd, waren stoepbanden en putten aan de straatrand al aanwezig. Mijn zusje en ik holden door het zand op zo’n hoge put af om er vooral als eerste bovenop te staan. Met de handen in de hoogte was meestal ik, de oudste, Ard. De krans werd – ook virtueel – met allure gedragen. Op de stoepband stond zusje Keessie.

Mijn moeder schreef, languit op de grond voor de tv liggend, alle rondetijden mee. Ze zijn niet bewaard, helaas, die vele pagina’s met het bibliotheekschoonschrift in potlood. Ik meen me zelfs te herinneren dat er een keer aan andere krant (de vaderlander, suggereert een geheugencelletje?) in huis was omdat daar nog mooier de statistiekjes op konden worden bijgehouden. Een ongekende luxe.

Mijn vader is jarig op 7 februari. De verjaarsvisite werd indien mogelijk om de kampioenschappen heen gepland. Hoewel het in de jaren zeventig nog overzichtelijk was, met één EK en één WK, kwam het toch vaak voor dat bezoek jammerlijk vroeg kwam of net iets te lang bleef. En menig winter lonkte nog een derde vorm van vermaak: natuurijs.

Sven en Ireen zijn de nieuwe Ard en Atje. Na 35 jaar weer een vaderlands wereldkoningskoppel. Ireen en Sven reden hun ritten terwijl wij de verjaardag van mijn vader vierden in een restaurant en (klein) zoon P. op het ijs van de bijbehorende (kunst) baan, zijn rondjes draaide. Alles verandert, maar niet alles gelukkig even snel.
(foto: Ina, vermoedelijk door moeders gekiekt, 1972)


Naschrift: Hoe leuk is toch het collectief geheugen. Ik zocht nog wat nadere details over de valpartij van Ard Schenk. Blijkt het niet Ard Schenk, maar Kees Verkerk te zijn geweest die onderuitging in 1966, in Deventer, ook dat nog, waardoor Ard voor het eerst Europees kampioen werd.

zaterdag 10 februari 2007

Lange zin

Opdracht:
Schrijf één lange lopende zin van minstens 150 woorden. Gebruik mag gemaakt worden van dubbele punt, punt komma en de komma. Bijwerken of herschrijven mag. 20 minuten.

Het was niet omdat, sinds de klok in zomertijd terecht was gekomen, hij niet meer wakker gemaakt werd door het licht dat door de te dunne gordijnen viel en hij daarom een tweede wekker had gekocht die hem, tien minuten nadat hij zijn wekkerradio was aangesprongen, met luid geraas wekte, daarin zeker ook geholpen door het feit dat het knalrode geval op een emaille bord was geplaatst, noch door het vroeg opstaan van de benedenbuurman, die, om de files te vermijden, ruim voor de tijd van welke christen dan ook gezellig zingend douchte en, nog steeds zonder enig spoor van ochtendhumeur, met de broodtrommel klepperde, het kattenluikje dichtsloeg, de voordeur achter zich dicht kwakte en na steevast vier keer proberen zijn auto, waar sinds lang al geen wegenbelasting meer voor betaald hoefde te worden, aan de praat kreeg en de straat uitreed, daarbij nog even hoorbaar de drempel twintig meter verderop meenemend, noch door het gepieker om zijn vader, die nu al ettelijke malen voor de poort van de hemel of de hel, ook daarover zouden zijn vader en hij het wel nooit eens worden, weggesleept te zijn, voor de zoveelste keer een ziekenhuisbed bezette en hij er maar niet in slaagde met zijn broers een voor ieder bevredigend schema voor bezoek en was af te spreken, nee, simpelweg omdat hij die dag jarig was, lukte het hem niet na vier uur op deze morgen de slaap nog te vatten.

donderdag 8 februari 2007

Op de zeepkist (2)

De canon

Met Wim de Bie ben ik een groot fan van de canon. Beluister zijn
canon van de uil en je begrijpt vast wel wat ik bedoel. Canon zingen is louterend, gezellig en eindigt altijd met een lach op het gezicht. Leuk, hoor, die cursussen jongleren en met de afdeling op survival, maar een canon zingen is zoveel simpeler en net zo effectief.

Dus sta je binnenkort in de file? Onder de douche in de sauna? Of verloopt het natafelen niet zo gezellig als gehoopt? Zing 'ns een canon!

Als
ervaren koorlid heb ik al menig canon mogen zingen. 't Is namelijk ook een ideale manier om de stem te warmen en een muzikaal technisch dingetje onder de knie te krijgen. Zoals de syncope of het subito piano of lijnen zingen naast staccato.

Op drie. Zing mee met
Brigitte Kaandorp (druk op klik)

Heut kommt der Hans nach Haus,
Freut sich die Lies'.
Ob er aber über Oberammergau
Oder ob er über Unterammergau
Oder ob er überhaupt nicht kommt
Ist nicht gewiß.

Op twee. Een heerlijke vrolijke, vooral in de derde regel, mij ooit geleerd door
Harold Lenselink. Ik heb wel al die jaren ghost of town gezongen, sorry Harold.

Have you seen the ghost of John?
Long white bones and the rest all gone
Oh-oh-oh-oh-oh-oh-oh
Wouldn't you be chilly with no skin on?

En met stip op 1. Vanwege de muziek, zeker. Maar ook om de tekst. Zoeken naar de toverspreuk maakt het leven toch waard om te leven?

Schläft ein Lied in allen Dingen,
Die da träumen fort und fort.
Und die Welt hebt an zu singen,
Triffst du nur das Zauberwort.

dinsdag 6 februari 2007

Helicoptertrauma

Ik was nog maar een paar jaar in overheidsdienst toen ik - en met mij een groep collega's - uitgenodigd werd voor een helicoptertochtje. Gratis en voor niks, een grote bouwfirma betaalde. Verreweg de junior daar aan tafel, snibde ik zonder op te kijken 'nou dat zou wat zijn zeg daar moet je toch niet aan denken dat je je daarmee in zou laten'. En negeerde mijn gevoel. Wow, in een helicopter zitten, dat moest fantastisch zijn! Ik negeerde overigens ook de lichaamstaal en alle onuitgesproken reacties van de tafelgenoten. Een paar weken later was de volgende bijeenkomst. Er werd er druk nagepraat over het prachtige weer van de vorige dag en hoe mooi ze alles hadden kunnen zien liggen. Ik leerde dat principes heel persoonlijk kunnen zijn en soms pijn doen.

Mijn huidige baan vraagt van mij om regelmatig boven de materie te hangen, eens even los van de waan van de dag de boel op de korrel te nemen. Dat is me op het lijf geschreven. Groot is de verbazing dan ook van sommigen dat ik deze post alweer verlaat. "Maar kun je in je nieuwe baan je helicopterview dan wel gebruiken?"

Au.

zondag 4 februari 2007

Beton

In gedachten al in het beton gestort, dwaal ik langs kunstwerken…

Hoewel ze toen wij haar leerden kennen al in de tweede helft van de vijftig was, mochten we haar van jongs af aan Miep noemen. Dat was voor mijn zusjes en mij, met u en mevrouw opgevoed, nog niet zo eenvoudig. Onderling spraken we nog jaren gewoon over ‘mevrouw Radsma’. Het is een zeer creatieve vrouw die alle vormen van handarbeid in haar leven wel beoefend heeft. Ze gaf graag weg wat ze maakte en nog leuker vond ze het als ze andere aanstak met haar enthousiasme. Ze gaf, het liefst aan kinderen, privé-workshops (die toen nog lang niet zo heetten). Zo zijn mijn zusjes en ik zijn onder meer op emailleer-les geweest. Onder ons drieën zijn de handvaardigheden van hooguit één persoon verdeeld, maar we kwamen toch allen met sieraden thuis die we jaren gedragen hebben. Mijn moeder heeft naar haar voorbeeld heel wat muisjes van leer genaaid, die guitig uit een accubakje op de vensterbank kwamen gekropen. Ook heeft ze dankbaar de weefwerken van Miep in ontvangst genomen. Ik draag in warme winters en koele lentes met trots een witte sjaal die Miep ooit voor mijn moeder maakte.
Voor iemand met een spinnewiel, een weefgetouw, schilderreizen naar de Antillen, en tot twee jaar geleden een vaste plek in het atelier van het buurthuis, was het niet zo bijzonder om zich ook eens aan beton gieten te gaan wijden. In 1994, toen ze 76 jaar was, maakte zij voor Annette, Cécile en mij elk een kunstwerk. Ik was vooral verbijsterd door het materiaal. Glas, klei, marmer, dat kon ik me allemaal voorstellen, maar beton, dat was in mijn ogen toch meer voor viaducten of damwanden. Voor Miep zat in de materiaalkeuze geen gespreksonderwerp. De voorstelling die ze had vormgegeven, dat had haar mateloos geboeid en daar had ze veel van geleerd. Zij had besloten mijn zwangerschap onderwerp van haar werk te maken. Samen met de leraar had ze boeken bestudeerd waarin aanschouwelijk werd gemaakt hoe een vrucht van ruim 20 weken eruit zag. Ze heeft me later zelfs foto’s gegeven waarop ik kon zien hoe ze over zwangerschapsboeken gebogen zat. Helemaal nieuw voor haar, vertelde ze me.
En zo kwam ik in het bezit van een blok beton in de vorm van een appel, waaruit een hap van een kwart is genomen. En in die kwart is mijn nog ongeboren zoon zichtbaar. Het staat, inmiddels onder de algaanslag, in een hoek van de tuin en het is me zo dierbaar.

(foto: Jeroen)

vrijdag 2 februari 2007

Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks

- Waarom vertel je bijna nooit wat over je werk op je weblog?
- Daarom niet.
- Daarom is geen reden. Leg uit.
- Ik ben de hele week al aan het werk. En lig er 's nachts vaak wakker van.
- O, vertel eens?
- Nee, niet dus. Ik vind werken erg leuk en erg belangrijk; maar dit weblog is voor andere dingen.
- Dus geen nieuws?
- Dat zeg ik niet, maar niet op mijn weblog.

- Okay, jij wint. Ander onderwerp dan. Sms'en. Doe je dat vaak?
- Ja! Ben ik dol op. Ik zou er zo voor op de zeepkist willen.
- Krijg je veel sms'jes? Vandaag toevallig nog leuke gekregen?
- Wel tien. Zal ik ze eens voorlezen?
- Ga je gang.


Wow! Gefeliciteerd! Dat wisten ze snel! Goed gedaan wijffie!
Hulde!
Top!
WAT HEERLIJK GEFELICITEERD!!!!!
Yeah! Proficiat!! Wat, waar, wanneer en voor hoeveel?
Geweldig gefeliciteerd!
Yes!
Goed! Wanneer ga je beginnen etc etc (modern nederlands voor vurtel, vurtel)
Van harte! Het is je gegund.
JOEPIE! GA JE MEE ZINGEN STRAKS?
Yeeeeeh!!

donderdag 1 februari 2007

Op de zeepkist (1)

Fluiten in het donker

Een volkssport die in de vergetelheid dreigt te raken. En da's te jammer. Fluiten is gezond. Fluiten is vrolijk. De voordelen zijn talloze: het oefent de gezichtsspieren en het schoont de longen. Een geoefend fluiter gebruikt daarbij de buikspieren, die daarmee ook spelenderwijs getraind worden.
Het brengt bovendien sfeer en gezelligheid op straat. Je kunt je beperken tot het thuisfluiten, maar juist in de open lucht, in dan weer in het bijzonder in het donker, geeft het zo'n mooie extra sfeer.
Het aangename is dat váls fluiten bijzonder moeilijk is. En daarmee is het ook heel geschikt om te zorgen dat je zuiver zingt. Denk ik een melodie te kennen? Dan eerst even de fluit-check.

De magie van fluiten is groot. Onze oudste deed ooit de ronde op de camping met de tekst: "Hallo. Ik ben Stach. Ik ben vier. Ik kan fluiten." Hij zal niet de enige zijn die zich het moment nog herinnert dat het - eindelijk - lukte, muziek maken met alleen je mond.
In de jaren vijftig fietste mijn moeder over de Scheveningseweg, de altpartij uit een Bachkoraal fluitend. Achter haar viel een mijnheer in. Met de tenorpartij. Dat zal die mijnheer gedaan hebben omdat hij herkende wat mijn moeder floot en het leuk vond zijn eigen kennis tentoon te fiedelen, maar zeker ook om nog een andere reden. Fluiten stelt gerust. Vlak achter iemand lopen of fietsen is onaangenaam voor de voorste. Een goede opvoeding leert ons dan ook dat te laten, zeker als je je achter een vrouw bevindt. Maar als het toch eens voorkomt, fluit dan een liedje. En als er al een dreiging van je uitging, is die - fuut - verdwenen.

Vandaag is de perfecte dag de heilzame werking van fluiten in het donker eens uit te proberen. Vijf minuten geen energie gebruiken. Met dat idee is de l'alliance pour la planète gekomen. Vanavond is het ook in Nederland in veel woningen donker en rustig tussen vijf voor acht en acht uur. Ik ga buiten lopen fluiten. Wat zal dat een energie geven.
 

blogger templates | Make Money Online