Ik struikelde deze week drie maal over een hert. En alle drie de keren, zo leerde het bericht of navraag, ging het om een damhert.
De voorleesboeken van Harry Potter zijn in onze gezinsauto een groot succes. Deze week hebben we een gedeelte uit deel 5 gehoord, waarin Harry mag uitleggen dat zijn beschermer, zijn magische patronus, een hert, een ‘stag’ is.
Daarna zag ik de film ‘The Queen”. Elizabeth II en Tony Blair kruisen als koningin en premier de degens in de week na de dood van Diana Spencer. Het innerlijk conflict van de koningin – het volk snapt niet dat zij niks meer van Diana wil weten, waarom nou toch niet? – komt tot een hoogtepunt als zij, eenzaam zittend in het Schotse landschap, een hert tegenkomt. Een enorm exemplaar, een 14-punter, aldus de jagers, die er al dagen naar op zoek zijn. De koningin jaagt het beest weg, en voorkomt daarmee dat het dier prooi wordt. Diana heeft zij niet gered, beseft ze. Dat dan toch maar goed maken met een koninklijke begrafenis.
Vroege vogels, het radioprogramma op de zondagmorgen, bracht me damhert nummer drie. En die stond gelijk voor 1500 stuks. Want dat is het aantal dat tegenwoordig in onze duinen huist. Beschermd als ze zijn, en zonder natuurlijke vijanden, loopt het aantal zo ver op, dat gevreesd moet worden voor het heil van automobilist en het beest zelf.
Er gaan in mijn leven weken, zelfs maanden, voorbij, dat ik niet aan damherten denk. Kwam ik vroeger als kind met enige regelmaat langs de hertenwei in hartje Den Haag of Rotterdam, de laatste jaren kan ik me niet herinneren in levende lijve een hert te hebben gezien, of misschien beter: bewust te hebben opgemerkt.
Dat het toeval is dat ik in korte tijd drie keren – zij het overdrachtelijk gesproken – tegen het beest oploop, dat durf ik in deze tijden geen toeval te noemen. Het adagium “toeval bestaat niet” raakt maar niet uit de mode. Jammer genoeg, durf ik te stellen, want wat is er troostrijker en vreugdevoller dan een regelmatige portie toeval? Maar daarover een andere keer. Laat ik me vandaag proberen voor te stellen dat het een doel heeft dat niet toevallig twee, maar heel bewust, drie herten, en niet zomaar herten, juist damherten, mijn pad kruisen.
De Romeinen hebben het beest in onze contreien gebracht. Ze leven in afgeschermde leefomgevingen op de Veluwe, in duingebieden, in kinderboerderijen. Er ontstapt er wel eens eentje. Het gewei heet een schoffelgewei en is bij bejaarde herten kleiner dan bij volwassen beesten in de bloei van hun leven. De vrijgezelle mannetjes leven in groepjes. Nu begrijp ik waarom bij de Engelsen een vrijgezellenavond rondom de bruidegom, bij ons nog wel eens hengstenbal genoemd, een ‘stag party’ heet.
Het is allemaal niet oninteressant, maar het brengt mij niet het antwoord op de vraag waarom juist deze beesten virtueel bij mij op bezoek moesten komen. Tors ik mijn nieuwe baan als een gewei? Voel ik mijn huiselijk taken als een omheining? Begin ik na twee jaar schadevrij autorijden bang te worden voor een ongeluk?
Nou bedankt, het beest dat onafhankelijk, met de kop fier op de nek, het gewei als een sieraad dragend, aan het meer, op de schotse hoogvlakte en boven op het duin staat, verdwijnt allengs naar de achtergrond. Toevallig.
(Huiswerk voor de derde en laatste les column schrijven bij Miriam Janssen in de Leeuwenkuil.)
zondag 25 februari 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten