maandag 30 juni 2008

fliep floep flieder fladdert *

Van de discussie over 'het lastige combineren van arbeid en zorg' houd ik me afzijdig. Het ontaardt vaak in gemopper over nukkige bazen of regelgeile kinderdagverblijven. Bovendien zoekt de drukbelaste vrouw zelden of nooit de oplossing bij zichzelf. Of bij een hulpvaardige man. Ik heb niks te klagen met een topkerel, twee gezonde en ook nog uitermatige plezierige kinderen en een baan op wieltjes voor maar vier dagen per week.
Maar er zijn van die momenten dat ik de dames begrijp. De tweede helft van december en de laatste weken voor de zomervakantie met name. Geen avond, geen zaterdag, geen zondag is onbezet. Er moeten alvast en alsnog verjaardagen worden gevierd, er zijn proefwerken en rapporten, voorstellingen met publiek, clubkampioenschappen, laatste gitaar- en schrijflessen, er is een ballontocht die voor de derde keer niet doorgaat, er moeten boeken teruggebracht (voeg het formulier in de breedte gevouwen in het voorste boek!) en besteld, muzieklessen verlengd en is de gasfles nog vol genoeg voor een week kamperen en hebben we nog een heel grondzeil?
Het zijn van die weken dat ik het liefst een engel zou zijn. Liefdevol geef ik, eindeloos, elke waar hij of zij behoefte aan heeft. Ik ben precies daar waar ik nodig ben. Alle gymkleren glijden schimmelloos de wasmachine weer uit, we komen feestelijk gekleed met prettig gewenste cadeaus op de bruiloften/kinderfeestje/kerstdiners/zomerfuiven, en verder fladder ik weer. Ik heb honger noch dorst, laat staan eigen wensen over hoe ik de dag wil of moet besteden. Niks opofferen of wegcijferen: één en al engel ben ik. Ik houd zelfs de dagelijkse poets- en was- en strijk- en stof- en opruimbeurten bij. Het zoekgeraakte adres van de hoera weer gevonden vriendin diep ik moeiteloos op en de administratie verdeelt zich in vijf overzichtelijke mappen.

('t Is verder natuurlijk een tamelijk saai bestaan. Na een paar dagen is het nieuwtje van dat vliegen er wel af. En de zin in eten, fietsen, drinken, vrijen zal toch niet voorgoed verdwijnen. Dus het mag bij vier weken per jaar blijven. Dan zal ik echt nooit meer klagen.)

* uit 'Pipijn is 1002'. Tekst: Harrie Geelen

donderdag 26 juni 2008

Als je uil een valk is

Natuurlijk, zijn klasgenootje met afrikaanse roots en hoofddoek mét rapperspetje was ontroerend. En de vrouw naast me glunderde toen haar lange dochter een klasgenoot in het spel te lijf ging, met háár handtas. Dat snap ik best. En de ouders van de kinderen die tegen de achterwand aangeplakt, net uit de maat en als een soort echo van de vooraanstaanders, toch ook een dansje deden: die ouders waren ook trots.
Mag.
Moet.

Ooit presenteerde ik, bepruikt en in roze jurk, professioneel opgemaakt door een tenor, de bonte avond van het USKO. Ik zette een Mies Bouman over the top neer. De volgende ochtend had men het er nog over. "Vond je haar niet fantastisch", vroeg een violist. En de mee-ontbijtende bas begreep niet waarom ik niet enthousiast was.
"Maar ik was het zelf." Ik viel ik weer in mijn dagelijkse rol terug. De ultieme verbazing op hun gezichten was even vleiend als beledigend.

Mijn zoon werd niet door iedereen herkend. Het kon hem niet deren. Hij straalde. De juf vertelde dat ze in de coulissen vol in het gezicht werd getroffen door een pump die met allure uitgeschopt werd. En toen hij de basgitaar omhing was het plaatje af.
"Best mooie benen", oordeelde zijn broer.
Ik omhelsde mijn held(in) met de langst mogelijke armen.
"Hij lijkt op jou", zei de vader van een vriendje.

maandag 23 juni 2008

Niet verstuurde brief (4)


Lieve majesteit,

Ik geloof niet in u, maar ik wil u toch waarschuwen. U bent een vlag op een modderschuit. Nee, omgekeerd, sorry. U bent boedha in een moskee, Ronald McDonald bij de groenteboer, Marco van Basten in Wenen. Dit behoeft uitleg.
Jan Peter vertelt u elke week van de hoogtepunten van zijn kabinet, dat is bekend. Hij zal dus verteld hebben dat Hij van VenW een nieuw ambtelijk onderkomen heeft geopend. Dat was me een feest! De kraan stond open, we riepen aloha zonder lambada en we kregen nieuwe vlaggen. Vlaggen met het nieuwe rijksoverheidslogo. Een nieuw, degelijk, ouderwets soort logo. Maar wel voor alle rijksdiensten éénzelfde. Dat brengt de burgers dichter bij ons ambtenaren. En via ons nader tot u. Het zij u gegund.
Er zijn leuke plaatjes van u gemaakt. Die met die rode hoed en die vlaggestrepen, bijvoorbeeld, die vind ik persoonlijk erg fraai. In de raadzaal van de gemeente Nieuwegein heb ik jaren geprobeerd het moois van u af te kijken, maar dat is me niet gelukt. U bleef prachtig. Zo had ik u graag in ons gebouw gezien. Krachtig, en een tikje schalks.
In Utrecht is een fout gemaakt. U hangt te hoog, in een dynamische, transparante omgeving in een zware lijst aan een te smalle pilaar in een soepjurk. Anton Corbijn zit hier achter. Hij maakte althans de foto. Majesteit, vertel JP de MP dat u zo niet gezien wilt worden in ons Ensemble. Niet zo degelijk, niet zo ouderwets.
U die gestippeld op de postzegel, en in vegen van olie op doek staat, red ons!
Uw nederige dienaar,

vrijdag 20 juni 2008

Sabbatical 2009

Januari en februari: AH to Go
Klantgericht, vriendelijk en snel, ik kan het allemaal zijn. Uren lang op de benen staan lijkt lastiger, en ook de verhouding met de besnorde filiaalcheffin maakt vooraf bezorgd. Maar een topervaring zal het zijn!

Maart en april: De echte AH, achter de kassa.
Nee, niet bij het brood, zéker niet bij de worst, en al helemaal niet dweilen. Zitten en piepen. Net te kort om geveld te worden door een RSI-schouder. Spaart u koopzegels?

Mei en juni: Man van Vriendin is coach en zoekt een maatje. Groepsprocessen, overzicht en goede sfeer, that's me! Ik schrijf tientallen flappen vol, schuif eindeloos met tafels en raak steeds meer stiften kwijt. Nu al zes maanden met hoofdpijn naar bed.

Juli en augustus: gehuld in oranje, met tas op wielen. Ik ben postbode. De honden vallen mee, de vriendelijke gezichten ook. Ik ben nu wel heel veel alleen. Maar de slechte zomer waar ik me moedig doorheen waad is troostrijk. I-pod en Vaccia-oefeningen: mijn stem is weer helemaal top.

September en oktober: de helpdesk van Ziggo is nog steeds dringend op zoek naar mensen. De neiging om de backoffice te reorganiseren weet ik te onderdrukken. Na een maand wordt het tijd de vakantie van dit jaar op te nemen.

November en december: zij-instromer in het onderwijs. Zo dankbaar. Ik wapen me tegen schrapende stoelen en op te halen neuzen. Ik ben streng, humorvol en rechtvaardig. Voldoendes maken populair. Huiswerk opgeven na de bel niet. Welk vak ik eigenlijk geef weet ik na twee maanden nog niet.

Het jaar 2010 begin ik gelouterd en opgeladen. Ik kan er weer helemaal tegenaan!

maandag 16 juni 2008

Junkske

Ik heb een lofdicht geschreven op ons nieuwe ambtelijk onderkomen. In sonnetvorm. In een vlaag van ijdelheid heb ik het gemaild naar de speech-schrijver van onze minister. Tijdens de officiële opening word ik op het podium genodigd. Da's flink schrikken, eens te meer omdat ik in Rotterdam in vergadering ben. Toch sta ik even later in Utrecht naast Camiel achter het spreekgestoelte. Ik mag mijn eigen werk voorlezen.
Daar stuurt de stuurman markt in 't bos
Meer kan ik me niet herinneren, maar blijkbaar kloppen de overige 13 regels ook, want ik krijg enthousiast applaus. Ik wil ongezien wegsluipen, maar dat zint onze minister niet. Hij blijft gezellig babbelen en me bestrooien met complimenten. Nog nooit wilde ik ergens zo graag weg, maar alles is hier van glas en ik weet niet waarheen te vluchten.
Dan vraagt hij of ik mee wil, met hem. Hij heeft kaartjes voor de wedstrijd Nederland-Bern. Mee, met hem? Dat wil ik niet. Naar Nederland-Bern wil ik wel. Dat laatste zeg ik hardop.

Op de tribune staan nog meer kabinetsleden en Erica Terpstra herkent me en drukt me hartelijk aan haar zachte boezem.
'Ben je met Camiel?'
Ik knik voorzichtig.
'Ach, 't junkske toch', zucht Erica.
Ik ben vergeten wat ik van onze directeur ook alweer allemaal tegen de excellentie moest zeggen. Oei, nu komt hij wel heel dichtbij. Ik krom mijn rug en wend mijn gezicht af. Juist dan zwaait de camera ongenaakbaar mijn kant op.

dinsdag 10 juni 2008

Dov’è la Vittoria?

(Ik mag veel voetbalkijkers rekenen onder mijn vaste lezers. Dat concludeer ik althans uit het scherp dalend aantal bezoekers sinds de start van het Europees Kampioenschap voetbal. Waarom ik gisteravond wakker lag zal dan ook de lezers die me trouw blijven (fijn!) niet interesseren. Vergeef me, mijn creatieve geest reist beperkt dezer dagen.)

Op 2 juli 2000 zat ik in de Arena van Verona. Het was die dag bloedheet geweest. Het congres over verslavingszorg waaraan ik deelnam was chaotisch en ging gepaard met veel eten en, jawel, ook met veel drinken. Want alcohol was verslavingsvrij, volgens de dagvoorzitter (die dagvoorzitter was omdat hij een drugskliniek sponsorde, maar dat is weer een heel ander verhaal). Volkomen onterecht was Nederland niet doorgedrongen tot de finale van het toen heersende EK. Mij kwam het wel goed uit; ik had om meer dan alleen deze trip naar Italië mijn aandacht voor andere zaken nodig.

Kaartjes voor een voorstelling in de Opera-Walhalla moet je lang van tevoren bestellen. Slechts weinigen zullen afgewogen hebben of ze op deze avond niet liever de finale van het EK hadden gezien. Maar het dubbelde wel, en nog wel met Italië in de finale. Naast mij zat een stel met een kind van een jaar of acht. Buiten het zicht van zijn moeder om kreeg hij een klein radiootje van zijn vader in het oor gepropt. Om beurten luisterden vader en zoon een paar minuten naar wat er in De Kuip gebeurde, terwijl duizenden anderen (deden alsof ze) zich vergaapten aan Aïda.

Het tumult buiten de arena kwam bij vlagen binnenwaaien. Het was nog nét niet hinderlijk. Het werd spannender en spannender, op het podium en op de tribune. Het Italiaanse doelpunt werd gevierd met heel veel kaarsjes en aanstekers. Vlak voor tijd scoorde Frankrijk. Een paar tientallen kaarsjes flakkerden op. Dat betekende verlengen en wachten op de golden goal. Op het toneel waren de gladiotoren al in triomf binnen gehaald. Het jongetje hengelde naar het oortje dat zijn vader steeds langer bij zich hield.
‘Franca è campione’, fluisterde de vader even later zuchtend. Het jongetje ging huilen. Ik wisselde een vertederde glimlach met de vader.

Hij moet nu een jaar of zestien zijn. Hij droeg wellicht een rood-wit-groene narrenhoed. De schminck op zijn gezicht verdroeg zich slecht met hangende mondhoeken. Deed hij wel voorzichtig toen hij op zijn scootertje naar huis scheurde? Hij was altijd een fan van Marco van Basten. Zou zijn vader hem nog kunnen troosten?

zondag 8 juni 2008

3 eetlepels Richteren 4 vers 19

Rond 1980 zat ik in de redactie van de schoolkrant. We zullen stukjes hebben geschreven, anderen tot pennevruchten hebben verleid of gedwongen, en vast veel hebben vergaderd. Ik herinner me vooral het urenlange stencillen en één incident.
Ik had een Concordantie voor mijn verjaardag gekregen. Een soort trefwoordenregister van de bijbel, waar ik al uren plezier mee had gehad. Zo had ik een recept voor een cake gemaakt, waarin niet obligaat 200 gram boter en 3 eieren moesten werden gebruikt. De ingrediënten waren te vinden door de heilige schrift erbij te nemen. Dan werd het bijvoorbeeld 200 gram Richteren 5:25 en 3 maal Jeremia 17:11. Ik vond het reuze geestig en de redactie ging akkoord met plaatsing.

In de kerstvakantie waren wij in de lege school druk bezig met 1.500 nieuwjaarsnummers. De concierge kwam vragen of wij even bij de rector wilden komen. Dat was nieuw. Ik was nog nooit in de enorme zaal geweest waarin hij kantoor hield. Mijn recept bleek het onderwerp van gesprek te zijn.
'De Bijbel is een heilig boek. Er zijn mensen die er aanstoot aan nemen als stukken tekst worden misbruikt. Blasfemie noemen ze dat.'
Hij keek me vriendelijk aan boven zijn halve bril, er helemaal van overtuigd dat ik al had besloten het recept niet te plaatsen. Ik zweeg, zoals ik in die jaren meestal zweeg als ik op onrecht stuitte. Te kwaad voor woorden. Dat aanstoot nemen, dat zou best. Daar kon ik me niet zo over opwinden. Dan zocht de familie met de vlechten maar een andere school. Veel erger vond ik dat hij mijn recept onder ogen had gekregen nog voor dat de dummy klaar was. Niemand wist wat wij gingen plaatsen, behalve een zacht Jeremia 17:11 van een maatschappijleerleraar die alles best vond. Iemand had in onze papieren gerommeld!
Briesend van woede kwam ik thuis. Mijn moeder, van wie ik geleerd heb dat veel in der minne geschikt kan worden, suggereerde me de bewuste cake te bakken en er de volgende dag nog eens rustig met de rector over te praten. Ik oefende een speech die eindigde in een deemoedig verlies van de rector.

De rector was in gesprek toen ik de cake kwam aanbieden.
'Zo. Kom je vurige kolen op mijn hoofd stapelen?'
Hij zei het niet eens onvriendelijk, maar het was totaal de voorzet niet die ik nodig had om mijn speech af te steken. Maar met mijn geheugen was nog niets mis. En ook de spreekworden had ik de afgelopen weken uit de Concordantie gevist.
'U citeert uit het boek Spreuken. Er zijn mensen die aanstoot nemen aan dergelijke vormen van blasfemie.'
Het recept kwam in de schoolkrant. Van enig tumult erover is mij niets gemeld; de rector heb ik nooit meer gesproken.

vrijdag 6 juni 2008

Wees niet zo dom als ik


Iedereen heeft recht op eigen fouten. Maar er zijn van die tips ... ik wilde dat ik ze wat eerder had gekregen.

Draai geen flesje vruchtensap open in een huurauto. Zeker niet als dat flesje al 48 in de auto bewaard werd. En helemaal niet terwijl je rijdt.

Zet je tent niet op een mierenhoop. Ook niet als het de laatste plek is op een bomvolle camping in Boedapest en je denkt dat iedereen dit plekje links had laten liggen omdat het op een helling van 15 graden ligt.

Ga geen weddenschap aan als je dronken bent. Vooral de combinatie rijksdaalder, net iets te weinig ruimte tussen je voortanden, ziekenhuis op drie kilometer afstand, en minus 10 graden is hierbij onaangenaam.

Denk niet dat de flatdeur die achter je dicht sloeg alleen een harde knal veroorzaakte, en til het glas uit je voet voor je naar de lift loopt.

Ga niet met iemand mee naar huis die je eigenlijk vanaf het begin al een beetje griezelig vond.

Snijd geen rotonde scherp aan op weg naar het kinderdagverblijf met een kind voorop en een kind achterop. Het kan geijzeld hebben.

Denk daarna niet: ik ben alleen thuis, ik zet voor dat wekadvies wel de wekker.

Gebruik het bijgeleverde badmutsje bij de thuisset coupe soleil en smeer de emulsie niet op je hoofd.

Ga daarna gewoon naar de dokter én de kapper en wacht niet tot de blaren en het gele stro vanzelf over gaan.

Hecht geen waarde aan uitspraken 'hij doet niks' of 'dat doet hij anders nooit'.

(met dank aan Elsje)
(foto: Boedapest, 1984, twee maanden na de coupe soleil)

woensdag 4 juni 2008

Aagje leest mee (6)

Ze kan nog net in de dubbeldekker richting Groningen springen. Op het balkon staat in dit type trein een ziteiland voor vier comfort zoekende reizigers. Aagje vindt een plekje tegenover twee mannen. De man tegenover haar zou een vrouw kunnen zijn. Aagje stelt zich voor dat hij zijn snor afscheert en een pruik over zijn kale hoofd trekt. De tattoo op zijn linkerarm zou hij moeten bedekken. Aagje heeft nog nooit een vrouw met een enorm vervaagd hart zien lopen. En die vijf puntjes op zijn hand? Duiden die op een bajesverleden? Misschien toch net iets te weinig vrouw. Ook de uitpuilende buik onder het ruitjesoverhemd en het blikje cola in de borstzak leiden af. Hij heeft in ieder geval een mooie mond met zachte volle lippen.
Aagje ziet hij hoe een rapport in A4 formaat, met goedkope witte ringband, aanstaart. Parkeerhandhaving communicatie kan Aagje ondersteboven ontcijferen. In het Nederlands is dat één woord, denkt kritisch Aagje onmiddellijk. De man kijkt wat mistroostig. Het rapport is in de breedte dubbelgevouwen geweest, alsof het in de achterzak van zijn grote spijkerbroek heeft gezeten. Hij vouwt dubbel, en weer open, leest nogmaals de voorkant, knijpt zijn lippen op elkaar en staart naar buiten.

De slanke man naast hem, schuin tegenover Aagje, draagt een zwartgrijs pak wat volgens Aagje, die hier totaal geen verstand van heeft, wel eens van een duur modehuis zou kunnen komen. Het stijfgestreken overhemd heeft dezelfde kleur als zijn ogen. Om zijn rechterpols zit een gevlochten, zilveren sieraad. Zijn haar is met zorg gecoiffeerd met veel aandacht voor de bakkenbaarden. Een Italiaan, besluit Aagje. Een Italiaan die Engels leest. Wat aan de twee veters om zijn hals hangt, kan ze niet zien zonder vrijpostig te worden. De veters zijn vast van echt leer en tussen zijn bossen borsthaar lijkt iets van jade te schemeren.

Op een klapstoel aan de ander kant van het pad zit een jonge vrouw met een broodje en een MP3-speler. Ze ziet Aagje schrijven en ze ziet de twee mannen. Ze glimlacht naar Aagje.

dinsdag 3 juni 2008

Oma's finale

Tot mijn laatste snik zal ik volhouden dat ik op 25 juni 1988 de stad trilde, en dat ik – net zoals in een stripverhaal – opgegooide bolhoedjes boven Utrecht zag zweven. En toen was het nog maar 1-0. Ons vertrouwen was bij voorbaat enorm en werd niet beschaamd. Het oude huisje onder de watertoren aan de overkant van de Jutfaseweg was nauwelijks bestand tegen het enthousiasme. Naar buiten moesten we!

Na de wedstrijd toog ik lopend naar het station. Al dagen ervoor had ik met mijn moeder afgesproken samen bij haar steeds zieker wordende moeder te waken. Of ik mijn moeder of mijn oma terzijde moest staan, kan ik me niet meer goed herinneren. Pyjama, boek en tandenborstel zaten in mijn keurige werkkoffertje. Het Wed was bedolven onder de oranje feestvierders. Ik kwam er alleen doorheen door in te haken, een rondje met een vriend of kersverse kennis rond te draaien en weer los te laten als de neus richting Zadelstraat stond.

Ik streel oma’s dunne, beverige hand. Ze informeert naar de herrie die haar donkere kamer binnen komt. Zo, waren we kampioen geworden? Zij die tot voor kort midden in het leven stond, verbaast me met haar volgende vraag:
‘Deed Feijenoord ook mee?’
Moet ik haar nu uitleggen dat een Europees Kampioenschap iets anders is dan de UEFA-cup? Aarzelend noem ik de namen van de Feijenoorders in de selectie.
Het blijft een tijdje stil in de kamer. Oma trekt haar hand tussen mijn strelende vingers vandaan. Buiten gaat het toeteren door.
‘Natuurlijk deed Feijenoord niet mee!’ zegt ze opeens, zachtjes. En dan fel, de ogen naar het plafond, maar overduidelijk voor mij bedoeld:
‘Wil je het wel zeggen als ik domme dingen begin te vragen?!’
 

blogger templates | Make Money Online