De eerste buitenlandse doctoraal-excursie ging naar Frankrijk. Het regende onophoudelijk. Misschien omdat ze gewend waren aan al die nattigheid stapten Marlou en Marja opgewekt in nachtelijk Milau de fontein in. Met de armen om elkaar heen geslagen spetterden ze met elastieken benen het water hoog op. Daar moest bij gezongen worden.
Roda, Roda! Roda RODA!
Met een vet Limburgs accent. Wij stonden erbij en keken ernaar. Pas toen ze begonnen te zingen voelde ik plaatsvervangende schaamte. En medelijden, diep medelijden. Ze waren meer dan aangeschoten, dat was duidelijk, maar het leek erop of ze ook volledig bij zinnen deze club (Góoduh! Góoduh!) de hunne noemden.
Si Dieu n’existait pas, il faudrait l’inventer, vond Voltaire. God wordt eeuwen later nog altijd voor menig karretje gespannen. Door de Gerrie Senden Fanatics, met een mis, bijvoorbeeld. Tevergeefs. God moet nog uitgevonden worden. Of keek Hij mee, naar de wildspetteraarsters in de fontein, en besloot Zijn toorn in 2008 tijdens de bekerfinale in te zetten? Welnee, wij waren gewoon de beste.
Het bericht van de overwinning werd me per sms gemeld. Ik stiefelde op mijn crocs over de Italiaanse camping. Het werd al donker en ik had een paar wijntjes op. Het toiletblok leek leeg. Ik testte met een kort kuchje de akoestiek en schalde: Hand in hand!
Ik voelde Zijn glimlach.
1 opmerking:
LOL
Sjaak en ik zijn van de week naar het belgisch cabaretduo Kommil Foo geweest. Een van de liedjes ging over God, een prachtige rap die na een overlijden en wachtende op het oordeel van Onze Lieve Heer uitmondde in een verloochening en uitmondde in zichzelf tot nieuwe messias uitroepen. Geweldig. Zeer aanbevelenswaardig!
Een reactie posten