Per Kirkeby (1938-
Zonder titel
1994
Geen stedentrip zonder metro en kunst. Hoe leuk ook, ik lever het eten, mensen kijken, shoppen, allerhande andere musea, pleinen en wat de stad nog meer te bieden, in, mits er veel metro en veel kunst te genieten is. Architectonische hoogstandjes, beeldende kunst in de openbare ruimte en levende kunst in metrogangen en op centrale pleinen pik ik in het voorbijgaan mee. Maar de musea voor de kunsten worden altijd opgezocht.
Vijf dagen zijn we in Parijs geweest en ik ben volledig aan mijn trekken gekomen. Fantastisch voorbereid door Jeroen en me badend in de voorpret van de 11- en de 12-jarige, had ik me niet bemoeid met 'waar de reis naar toe zou gaan', als we eenmaal in de mega-stad zouden zijn aangeland.
We hadden gezamenlijk
De Da Vinci Code als film gezien. En dan wil je naar het
Louvre. We verdwaalden in het inmense gebouw. De Fransen zijn niet met lege handen uit Egypte gekomen. Hoe (en waarom) hebben ze die indrukwekkende en indrukwekkende hoeveelheid spullen mee naar huis gekregen? En waarom wordt het niet terug gegeven, op een certain moment? Hoe dan ook, zeker genoten van een paar zalen Egypte.
Een dag later
Musée d'Orsay. Al doet kunst je geen bal, dan nog is dit gebouw, om met de Michelingids te spreken, 'worth the trip'. Dit museum begint zo'n beetje halverwege de negentiende eeuw. Het was heerlijk om met de jongens langs grootheden als Monet, Renoir en Rodin te lopen. Elkaar aanwijzen wat we waarderen (en wat niet) en waarom.
Hoe mooi ook, dit is voor mij slechts de opmaat naar het echte werk. Zo vanaf 1920, met de latere Mondriaans, begint voor mij het echte genieten. Ooit aangestoken door
La grande parade is het vuurtje voorde hedendaagse kunst eeuwig brandend. En dan moet je in Frankrijk naar
Centre Pompidou. De eerste keer dat ik er was, in 1977, was het nog maar net opgeleverd en een trekker van formaat. Toen vond ik het al een bijzondere plek en dat is het nog steeds. Ik kom er bij elk Parijs-bezoek. Al blijft het een raadsel dat ze nog steeds het klimaat niet weten te beheersen in de plastic doorzichtige kokers waar aan de buitenkant van het gebouw de roltrappen doorheen glijden.
Twee verdiepingen zijn museum voor moderne kunst. De zesde is vanaf 1920 tot zo'n beetje 1960. Daar zijn we rap doorheen gewandeld. Na vier dagen Parijs wisten we niet meer in welke schoenen we geen blaren hadden en soms is het het feest der herkenning dat je langzamer doet lopen, maar soms is het juist dat wat je doet denken 'dat komt nog wel een keer'. En Pelle en ik (de rest was elders grote stad aan het genieten) vonden het boven snel genoeg. Maar de vijfde, met werk vanaf 1960, hebben we helemaal gesnoten. Het kan ons allebei niet gek genoeg zijn, met geverfde handschoenen, gouden sarcofagen, compleet paarse vlakken, heel veel stoelen die niet om op te zitten zijn.
En toen - wat ik al gehoopt had, maar waar ik door gebrek aan eigen voorbereiding niet zeker van kon zijn - , toen deed hij het weer. Ik had nog maar een paar stappen in de prachtig lichte en brede middengang gedaan, met kunstwerken links, rechts én in het midden, toen ik naar de linkerwand, het vijfde kunstwerk, werd getrokken. Het zou toch niet ... ?? Jawel, het was er één, een Kirkeby.
Mijn liefde voor het werk van deze man zal nooit helemaal verklaard worden. Niet door mijzelf in ieder geval. Feit was dat het weer gebeurde. Terwijl mijn eerste reacties was 'brrr, wat een sombere dit' en mijn feitenkennis over zijn werk het onmiddellijk klassificeerde als een 'waarschijnlijk titelloze uit de jaren negentig', greep het me, zoals bijna al het schilderwerk van Kirkeby me doet.
Mijn adem stokt en komt maar langzaam weer op gang, haperend, hoog. Ik kijk en kijk en kijk en moet blijven kijken. Ik ben me bewust van mijn staren, maar niet lang. Tijd, licht, gezelschap: het valt weg. Het schilderij en ik. Alles neem ik op: de lagen over lagen, de kleuren, ik ontdek afbeelding na afbeelding, ik verbeeld me te zien wat in één keer op het doek stond en waar hij heeft fijngeslepen, ik voel de klodders verf, de scherpe randen van het paletmes met mijn ogen, ik snuffel in gedachten alle 60.000 vierkante centimeters van het doek af.
Dan trekt Pelle mij weer de werkelijkheid in. Ik neem node afscheid.