In de trein is ze al een bezienswaardigheid. Klein, krom, dikke bril, tastende dunne handen, keer op keer, in haar tas. Ik ben vast niet de enige forens die zich zorgen maakt of deze broze dame in de efficiënte massa veilig thuis zal komen. Haar handen maken met een beverig tikje duidelijk dat ze er in Deventer uit wil. Ik ben vandaag met de auto naar het station gereden. Zal ik haar een lift aanbieden?
Het boodschappen doen in de stationshal kost me een paar minuten. In de parkeergarage tref ik haar aan. Is ze verdwaald? Ze zal toch geen auto rijden? Toch loopt ze richting betaalautomaat. Schuin achter haar staand, zie ik de fraaie halve maantjes haar dikke bril sieren. Het kaartje wil niet in de betaalgleuf, het geld past niet in de ruimte voor het kaartje. Bovendien hangen de aanwijzingen te hoog. Ik help haar.
Ik geloof niet dat ik hier eerder geweest ben, zegt ze.
Moet ik nu kijken of ze zonder brokken de garage uit komt? Ik kijk de schuifelende vrouw na, en stap dan zonder verder te kijken in mijn eigen auto.
Een paar dagen later, 's avonds best laat. Weer tref ik haar in de garage, maar nu duidelijk zoekend. Er staan nog ongeveer tien auto's in de grote ruimte. Ik betaal en spreek de dame aan.
Moet u nog betalen?
Opgelucht kijkt ze me aan. Het kaartje komt moeilijk uit haar vaste greep, maar soepel haalt ze geld uit haar jaszak.
Wel thuis, wens ik haar.
Ze kijkt zoekend rond. Ik ook.
Op goed geluk wijs ik naar een rode kleine auto van een jaar of tien oud.
Is die rode van u? Best donker hier, hè?
Ze knijpt haar ogen samen en haalt haar schouders op. Ze loopt richting de auto. Wat gepruts, en dan gaat de deur open.
Mijn auto staat een stuk verderop. Toch ben ik eerder de garage uit. Een rare bocht, langs de taxi's, linksaf en voorsorteren voor het verkeerslicht. Via de achteruitkijkspiegel zie ik haar naderen. Het rode auto'tje tikt mijn grotere groene aan. Beverig zachtjes.
Het boodschappen doen in de stationshal kost me een paar minuten. In de parkeergarage tref ik haar aan. Is ze verdwaald? Ze zal toch geen auto rijden? Toch loopt ze richting betaalautomaat. Schuin achter haar staand, zie ik de fraaie halve maantjes haar dikke bril sieren. Het kaartje wil niet in de betaalgleuf, het geld past niet in de ruimte voor het kaartje. Bovendien hangen de aanwijzingen te hoog. Ik help haar.
Ik geloof niet dat ik hier eerder geweest ben, zegt ze.
Moet ik nu kijken of ze zonder brokken de garage uit komt? Ik kijk de schuifelende vrouw na, en stap dan zonder verder te kijken in mijn eigen auto.
Een paar dagen later, 's avonds best laat. Weer tref ik haar in de garage, maar nu duidelijk zoekend. Er staan nog ongeveer tien auto's in de grote ruimte. Ik betaal en spreek de dame aan.
Moet u nog betalen?
Opgelucht kijkt ze me aan. Het kaartje komt moeilijk uit haar vaste greep, maar soepel haalt ze geld uit haar jaszak.
Wel thuis, wens ik haar.
Ze kijkt zoekend rond. Ik ook.
Op goed geluk wijs ik naar een rode kleine auto van een jaar of tien oud.
Is die rode van u? Best donker hier, hè?
Ze knijpt haar ogen samen en haalt haar schouders op. Ze loopt richting de auto. Wat gepruts, en dan gaat de deur open.
Mijn auto staat een stuk verderop. Toch ben ik eerder de garage uit. Een rare bocht, langs de taxi's, linksaf en voorsorteren voor het verkeerslicht. Via de achteruitkijkspiegel zie ik haar naderen. Het rode auto'tje tikt mijn grotere groene aan. Beverig zachtjes.