Ik las dat de milt een sponsachtig lichaam is. Die spons breekt hier en daar wat lichaamseigen areaal af en behoedt voor kwaden van buiten. Ik las ook dat je zonder milt kan leven. Ik heb een milt in mijn hoofd.
Zodra het kwik boven de zeg 23 graden celsius dreigt te komen dan verwordt mijn grijze massa tot iets dat voor mijn ik – die dus duidelijk niet in mijn hoofd woont – niet meer van nut is. Sterker nog, die me tegenwerkt. Gedachten worden gedempt, slaan onverwachte doodlopende paden in.
Het zijn niet de dagen voor de vlijmscherpe analyses, voor de omstrengelingen met de geliefden, voor de breipartijen, voor zesentachtig nieuwe ideeën, voor buiten zijn. Het zijn geen dagen om te leven.
Met de ogen dicht wachten tot het overgaat, da’s nog het beste. Als het kan binnen, ajb binnen.
Rest alleen nog de vraag waarom ik me niet over geef ? Waarom bescherm ik de komende week mijn kopspons niet, tegen de o zo boze buitenwereld? Waarom trek ik niet een koel laken over me heen en wacht op het moment dat ik plat op straat in de regen mag gaan liggen?
Om de vijf minuten open ik een oog, of als het geluidniveau van de commentator omhoog schiet. We schijnen gewonnen te hebben.
dinsdag 29 juni 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
ocherme... en dan te bedenken dat het vrijdag nog een x aantal graden warmer wordt! of kan ik het je niet aan doen dat hier zo zwart op wit neer te zetten?
*belene* (waarom denk ik nu aan het liedje van Doe Maar? :-) )
Een reactie posten