In mij woont een Florence Nightingale. Ze bewoont niet een heel groot deel van mijn hart, hoofd en handen, maar op sommige dagen is ze bijzonder actief. Dan zet ik, over straat lopend, gevallen fietsen overeind. Ik tik op een autoruitje en wijs de bestuurder op zijn centuur die tussen de portier uitpiept. Ik grijp naar een peuter die de stoep afholt, net iets eerder dan de ook alerte moeder. Zoekende mensen wijs ik de weg, nog voor ze wie dan ook een vraag hebben kunnen stellen. Op zulke dagen word ik erg moe van mezelf.
Ik zit naast een jong meisje in de trein. Veel sieraden voor een tiener, een schooltas vol boeken, een schrift open en pen in de aanslag. Een geschiedenisboek houdt ze als een zangboek voor zich. Verschil tussen horigen en edelen? Ze schrijft met grote ronde letters. Ik kan in haar boek kijken en zie in drie duidelijke punten de verschillen aangeduid. Maakt ze een samenvatting? Dat kan handiger.
Kon je als horige ooit land verwerven? De ronde letters zijn uitstekend leesbaar. Het boek ook, en dus het antwoord op haar vraag. Vindt ze het echt zo ingewikkeld? Kan ze dan niet beter de antwoorden noteren, in plaats van de vragen?
Florence Nightingale wordt wakker. Zal ik je even overhoren? Het bereikt mijn lippen net niet. Want ondertussen valt een kwartje. De jonge vrouw naast me maakt een overhoring. Ze is een juf.
1 opmerking:
Ooh Ina, mijn vader zei altijd dat je wist dat je ouder werd als politie agenten jong leken, maar dit is vast en zeker ook een teken! ;-)
Een reactie posten