In de week dat Sire een campagne start die ons erop opmerkzaam moet maken dat we met z'n allen steeds asocialer worden, overkwam me het volgende. Ik ben er de hele dag naar van geweest. Vooral omdat ik vermoed dat de mijnheer in de blauwe jas meende in de geest van de campagne te handelen.
Een volle trein nadert station Utrecht. Een achttal mensen dat het laatste kwartier op het balkon heeft moeten doorbrengen maakt zich klaar om uit te stappen. Een magere veertiger, in een blauwe gewatteerde jas wijst naar een krant op de vloer.
'Je laat wat achter, joh.'
Hij richt zich tot een bleke slungel van een jaar of achttien, met de dopjes van zijn I-pod stevig in zijn oren.
De veertiger knipt met zijn vingers vlak voor het gezicht van de jongeman.
'Hé, die krant! Je gooit 'm zo achter je neer.'
De jongen haalt vriendelijk kijkend een dopje uit zijn oor.
'Doe je dat thuis ook, zo je rommel achter je aan laten slingeren?'
De jongen snapt nu zo te zien dat het om de krant gaat. De trein remt. We waggelen wat op onze benen.
De jongen antwoordt, naar ik vermoed naar waarheid.
'Uh ... ja'.
(Het verhaal had nog alle kanten op kunnen gaan. Menig schrijver ziet voer voor menig plot. De waarheid is altijd bizarder dan het meest extreme verhaal, zegt mijn schrijfjuf.)
De trein is tot stilstand gekomen. De deuren zijn open. De veertiger beweegt zich achter de jongeman naar buiten. Tegen zijn achterhoofd geeft hij zijn laatste feedback.
'Dan wordt het tijd dat jij een nekschot krijgt.'
vrijdag 20 maart 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
fascinerend he, dat sommige mensen voor een ander de grootste overdrijving nog gewoontjes vinden? ik was er natuurlijk niet bij, maar ik stel me zo voor dat de veertiger er geenszins op gesteld is zelf aangesproken te worden op zijn gedrag.
Ja, jammer dat vervolgens niemand zo'n man aanspreekt op zijn verbaal gedrag. Daar zijn blijkbaar geen grenzen aan.
Een reactie posten