Lichamelijk enorm geschapen mensen hebben het moeilijk in het openbaar vervoer. Toch worden ook zij geacht in tijden van drukte, de plek naast zich vrij te maken van tas of lang benenpaar. De brede man aan de overkant van het gangpad deed stoïcijns. Een mooi meisje keek, en liep door. Een man in pak aarzelde even, maar ging aan de potentële zitplaats voorbij. Het gangpad vulde zich langzaam.
Een licht kromgebogen man in nieuwe kleren, met een toupet of een toupet-coupe haar, wrikte een enorme gele tas over de man heen. De brede man moest plat tegen de rugleuning om niet geraakt te worden. De toupetman zat. En begon onmiddellijk te praten. Zijn tweedetaal-Frans was goed verstaanbaar. Of dit de trein naar Den Haag was?
Yes, zei de brede man korzelig.
De eigenaar van de gele tas, die hij stijf op schoot hield, ging onverdroten door. Of zijn buurman hem uit kon leggen waarom Amsterdam de hoofdstad was, maar de regering en de ambassades in Den Haag zaten? Hij vond dat maar très complex. Hij stelt de vraag nog en keer en nog een keer. Onzeker, maar o zo vriendelijk is de toupetdrager. De brede man ontdooit en blijkt niet onverdienstelijk Frans te spreken. Ze keuvelen gezellig over onze geografische staatsinrichting. De toupet is hardnekkig in zijn verbazing. Maar Amsterdam heeft toch ook zoveel winkels! Mogen ze dan echt niet van alles de hoofdstad zijn? Parijs bijvoorbeeld, heeft ook alles. Ja, dat weet de brede man.
Plotseling staat hij op en gaat, net als ik, in Utrecht de trein uit. Ik zie hem met zijn enorme tas per roltrap de hal in verdwijnen.
Hij laat een liedje in mijn hoofd achter.
Plaatsnamen leren
’t is niet zo’n probleem.
Amsterdam, de hoofdstad,
Dat is nummer één.
Rotterdam, de wereldhaven,
Via Delft naar ’s Gravenhage,
Onze residentie met z’n Binnenhof.
1 opmerking:
Zijn de 2e en de 3e woorden daar om meer hits op te leveren met zoekacties?? ;-)
Een reactie posten