zondag 17 oktober 2010

Een optimist gaat niet over rozen



Ik houd van pianomuziek. Van mijn zoon die oefent en oefent. Van een CD van de hoogste kwaliteit. Van een fluisterstille concertzaal met de jongste beroemdheid.
Ik houd van musea met de op het eerste, en tweede, en soms ook het derde gezicht, onbegrijpelijke installaties. Van handen die achter een wit gordijn in schaduwen over potten en pannen glijden. Achttien overheadprojectorten, op afstand bestuurd. Ik mag mijn naam op de juiste hoogte op de muur van een lege zaal schrijven.
Ik houd van fietsen en van fietsers. Van soepele bewegingen zonder hulp van eeuwenoude diertjes of gebotste atomen. Van fietspaden in de voorrang. Van overvolle stallingen waar altijd dat ene mooie plekje voor mijn eigen stalen ros is.
Ik houd van het kleine en het unieke: een spruitjesteler zonder gif, een woonwagenbewoner met een eigen schooltje, een dame met een weggeefwinkel.
Mijn batterij laadt zich op aan licht, aan lucht, een zalen met gebreide aanrechten, aan een school waar de tram doorheen kllingelt en het vak van kunstenaar wordt onderwezen.

Ik heb geloof ik de verkeerde regering.

50.000

De kogel is door de kerk. Ik ga er weer voor. Net als in 2007. November wordt ook in 2010 mijn novel writing month. Niet lullen, maar poetsen. Woorden poepen. Die kritikaster in mezelf, de kritische meelezer, mijn gevoel voor schoonheid, voor literatuur: alles in de kast voor een maand. Deur dicht, slot erop.
En dan maar schrijven. Vijftigduizend woorden in dertig dagen. Vijfentwintig dagen van tweeduizend woorden en vijf dagen respijt, bijkomen, uitrusten, opladen.

Het idee is er. De titel is er. Dinsdagmorgen. Of is Dinsdagochtend beter? Of misschien toch maar 7.53 uur. Jeetje, het luister best nog nauw. Zeven minuten voor acht. Opnieuw: ik heb wat ideeën voor een titel.
Er mag pas geschreven worden vanaf 1 november 0.00 uur. Het aftellen is begonnen. Personages spoken door mijn hoofd. Kleine verhaallijntjes ontspruiten. Ik weet waar het zich af gaat spelen. Daar kan ik alvast onderzoek gaan doen. Wordt vervolgd!

Nog voor ik een woord op papier heb, is de euforie al groot. Want het jongste en langste kind gaat dit jaar meedoen. Als je een hylarisch toneelstukje voor Duits kunt schrijven, dan ligt een boek binnen handbereik. Gisteren hebben we een schattig laptopje gekocht. Hij mag het houden als de eindstreep gehaald wordt. Samen verheugen we ons op die enorme kick van het halen: 50.000 woorden.

zaterdag 9 oktober 2010

Plop





Een collector's item!
Je ziet het zelden op een boodschappenlijstje staan, maar ik kom wel eens thuis met iets dat 'wel lachen' is. Zoals deze Andrélon Champagneshampoo. Een speciaal feestflesje, omdat ze 70 jaar bestaan, de Andrélonnetjes.
Edam Holland mag alleen Edam heten in het buitenland, omdat Edam Holland is voorbehouden aan 'onze' kaas. Eigen kaas eerst. En daarom mag Champagne alleen in Frankrijk, zegt de Europese keuringsdienst van waren. Mij ontgaat de logica, want Champagne France zou ik zeggen mag alleen daar, en dan mogen wij toch Champagne gebruiken. Tant pis, het mag niet. Dit weekend rijdt menig vrachtwagentje de Kruidvatten, Etossen en supermarkten af om de shampoos uit het schap te halen.
Maar bij mij zullen ze niet aanbellen. Ik kan nog weken bubbelen!

Afscheid


In 1983 waren we op Texel. Ik had net mijn propedeuse gehaald en kreeg een prachtige matwitte vaas. Mijn moeder kocht wol van een Texels schaap. De vaas verloor ik na een paar jaar uit het oog- dankzij een kleptomane huisgenoot. De wol werd in de handen van mijn moeder een solide wintertrui.
Ik erf de trui, die veel te warm voor me is. In plastic, tegen de mot, wacht de trui op hevige koude of een ander mooi moment. Het moment waarop de dochter het breien weer oppakt, bijvoorbeeld. Uithalen en iets moois (mooiers, pardon) van maken!
Die prachtige sjaal misschien, nog zo één? Ik peuter de trui na 27 jaar voorzichtig uit elkaar. Helaas. De enorme lap is al te vervilt, te oud, om nog te recyclen.
Gelukkig hebben we de foto's nog.

Straatnieuwtje


Zie staat niet voor de Aldi, maar voor de buurwinkel, Albert Heijn. Dagelijks, tijdens alle openingstijden. Tegen de pui van de winkels staat een sjofel rugzakje. Zij zelf staat - als het nodig is onder een enorme paraplu - een meter of vijf van de ingang. Spreken doet ze nauwelijks. Haar glimlach is bescheiden en vriendelijk. Met twee handen houdt ze het Straatnieuws voor haar buik.
Bij haar voorganger kocht ik wel eens. Tot hij steeds assertiever naar extraatjes ging vragen, toen vond ik het genoeg, want ik heb niet echt antwoord op de vraag of ik niet meer kan missen. Bij haar heb ik gek genoeg nog nooit een daklozenkrant afgenomen. Ik vraag me af wat er in haar rugzakje zit, en of ze niet moe wordt, van dat eindeloze staan.
Vorige week moest het er maar eens van komen. Het regende en ze glimlachte. Ik zocht naar munten en vroeg me in stilte af, hoe dat moet straks, als wij geen cash meer bij ons dragen, alleen maar een chipknip. Net toen ik haar het geld wilde overhandigen - haar rechterhand liet de krant al even los - ging een mobiel af.
'Moment, zei ze. Met twee dikke m'en. Mmomment. Een internationaal verzoek.
Ze grabbelde naar haar kontzak. Brabbelde hooguit tien seconden in een Slavische taal. Ik betaalde, en stopte de krant naast brood en bananen.
De hele week houdt me dit het meest bezig: Is het raar dat een dakloze mevrouw een mobiele telefoon heeft of ben ik raar omdat ik me deze vraag stel?
 

blogger templates | Make Money Online